HET GESLACHT VAN BRONTGEEST, later BRONSGEEST en BRONDGEEST,


afstammende van


CORNELIS MICHIELSZ CUYPER, alias STEUR, alias BRONTGEEST







Dit artikel is eerder gepubliceerd in Gens Nostra. Ondanks enige later gebleken onnauwkeurigheden wordt dit artikel hier integraal opgenomen. Wel is het nuttig te vermelden dat de aliassen Brontgeest en Steur inmiddels zijn opgehelderd. De eerstgenoemde in de genealogie, Jan Michielsz Cuyper, was via zijn moeder Geertruyd Jansdr een oomzegger van Jan Jansz Mager, die tot zijn dood de boerderij Bronsgeest in de heerlijkheid Offem bij Noordwijk bezat. Jan Michielsz erfde van zijn oom het collatierecht van (een aantal van) de vicarieën van Mr. Matthijs Jansz van Delft. Zijn kleinzoon Cornelis Michielsz Cuyper was de eerste die (vrij willekeurig) de beide aliassen Brontgeest en Steur gebruikte, de eerste waarschijnlijk als 'herinnering' aan het erfgoed (dat inmiddels niet meer in familiebezit was), de tweede verwijst naar het huis in Delft, waar zijn grootvader het kuipersbedrijf uitoefende.




INLEIDING


Van de 195 dragers van de naam Bronsgeest die in 1947 werden geteld, woonden er 156 in Zuid-Holland, van wie maar liefst 69 in Leiden en 50 in Den Haag. Toen ik dan ook nog vond dat in Noordwijk een Bronsgeesterweg bestond, leek het duide­lijk waarheen de speurtocht naar het voorgeslacht van mijn Leidse over­grootmoe­der Clasina Bronsgeest zou voeren: een geslacht Bronsgeest, waarvan de wieg op de Hollandse geestgronden stond, in of in de buurt van Noordwijk. Al snel bleek de zaak gecompliceerder: er zijn in ieder geval thans nog drie geslachten Bronsgeest. Twee daarvan zijn zeer waarschijnlijk verwant, hoewel dat moeilijk te bewijzen zal zijn, en vinden inderdaad hun oorsprong in of rond Noordwijk, waar de naam zeker al omstreeks 1600 als veld- en boerderijnaam bestond. Onderzoek naar deze in zeer overwegende mate rooms-katholieke geslachten gaat voort. Het derde geslacht Bronsgeest, waartoe ook mijn overgrootmoe­der behoor­de, is protestant en stamt uit Delft. Nauw hiermee verwant is het veel kleinere geslacht Brond­geest. Verwant­schap met de beide katholieke geslach­ten lijkt minder waarschijn­lijk (1).


Van de in dit artikel behandelde geslachten is de Delftse kuiper Cornelis Michielsz (Cuyper, alias Steur, alias Brontgeest) de eerste voorvader van wie iets meer bekend is dan de naam. Hij is zeer waarschijnlijk dezelfde als 'Cornelis Michielsz cuyper' die op 7 juni 1586 in Delft ondertrouw­de met Ariaentge Ariens (2). Hoewel van zijn (of hun) kinderen geen dopen gevonden zijn, wordt deze veronder­stelling gesteund door de naamgeving van enige van zijn kleindochters, en zijn aanwezig­heid als eerste getui­ge bij hun doop. De historie van zijn voor- en nageslacht is ten nauwste verbonden met het patronaat van een aantal vicarieën (3,4), gesticht uit de nalatenschap van Mr. Matthijs Jansz van Delft. Dankzij een tweetal vonnis­sen van het Hof van Holland in civiele procedu­res kennen we ook de namen en gezinssamen­stellingen van Corne­lis' vader en grootva­der (behalve hun echtgenoten, die niet worden ge­noemd), en bovendien de naam van zijn overgroot­moeder van vaderszijde, die het patronaat aan haar zoon doorgaf (5,6). Als bonus geven deze vonnissen ons bovendien nog de beide aliassen Steur en Brontgeest (7).


DE FAMILIE VAN BRONTGEEST EN DE VICARIEËN GESTICHT NAMENS MR. MATTHIJS JANSZ VAN DELFT.


In de late Middeleeu­wen bepaal­den vermo­gen­de gelovigen soms, dat een deel van hun nalaten­schap, veelal land of ander onroerend goed, moest worden onderge­bracht in een private stich­ting of vicarie. Het vruchtge­bruik van zo'n vicarie werd dan gevestigd op een altaar in een kerk met de bedoeling daarvan diensten van de clerus te bekosti­gen, met name het op gezette tijden lezen van missen aan dat altaar voor het zieleheil van de stichter of diens naaste (overleden) verwanten. Bovendien verschafte de vicarie zo in zekere mate de middelen voor het levensonderhoud van de met die diensten belaste geestelijke (de vicaris). De stichter wees meestal ook een patr­oon of colla­tor aan, vaak een naaste verwant, die het blote eigendom had van de vicariegoederen en het recht had de vicaris aan te wijzen, behoudens goedkeuring van de bisschop. Mr. Matthijs Jansz van Delft, pastoor te Voorhout, overleed op 29 september 1477 (8). Hij was kenne­lijk een tamelijk welgesteld man geweest. Op het einde van zijn leven stichtte hij persoonlijk een 'eeuwige' vicarie op het St.Anna-altaar in de Oude Kerk van Delft, en na zijn overlijden stichtten de executeurs van zijn testament uit zijn nalatenschap nog een aantal 'eeuwige' vicarieën. De testateur had bepaald, dat het patro­naat in rechte en neergaande lijn diende toe te vallen aan de afstamme­lingen (m/v) van zijn vader, met dien verstande dat de oudere voor de jongere man ging (let op de formule­ring: er staat niet 'zoon'), en de naaste man voor de vrouw (6). Op te merken valt dat patronaat en vicariaat eindigden met de dood van de bekleder, en daardoor (meestal) niet synchroon liepen. Tot 1573 was de opvolging waar­schijnlijk nooit aanleiding tot moeilijk­heden: de patroon (m/v) had welis­waar het blote eigendom van de vicarie, maar had daar in feite niets aan behalve de eer, want de goederen behorende tot de vicarie konden niet worden verhan­deld of gedeeld en leverden hem/haar niets op (9). In 1573 echter werd in Holland de rooms-katho­lie­ke eredienst verbo­den. Daarmee kwamen de aan de vicarie verbonden clericale rechten en verplich­tingen te verval­len, en viel het recht op het vergeven van het vrucht­ge­bruik, d.w.z. de vicaris te benoemen, volledig toe aan degene die op dat moment toevallig patroon was (10), en die daar natuurlijk altijd een naaste verwant voor uitkoos, meestal een eigen kind. Gezien de verervingsbe­palin­gen gesteld door Mr. Matthijs, die overigens algemeen gebruike­lijk waren voor vicarieën (9) en die ook in de Reforma­tie geldig bleven, was hiermee een bron van problemen ontstaan. Wanneer immers de patroon geen formeel recht op het patronaat ­hebbende nakomeling zou hebben (omdat hij of zij alleen maar dochters had terwijl een generatiege­noot in een andere lijn een zoon had, of omdat hij of zij weliswaar een zoon had, maar een zoon in een andere lijn ouder was en dus rechthebbende), zou het lucratief geworden vicariaat door zijn of haar overlij­den uit de directe familie kunnen verdwij­nen. Conflicten tussen preten­denten naar het patronaat lagen dus voor de hand. Al in 1605 trad Corne­lis Michielsz Cuyper namens zijn zoon Hendrick Cornelisz in het strijd­perk (8) voor het Hof van Holland tegen Joris Dircx van Uytwijck, 'hem mede seggende colla­teur (te wesen) van de voor­schreve vicarie' (nl. die op het Erasmusaltaar in de Nieuwe Kerk van Delft), die optrad namens zijn zoons Dirck en Joost Jorisz. Het Hof deed geen uitspraak, maar dwong partijen tot arbitrage door Mr. Pieter Couwen­burgh van Beloys, raadsheer in het Hof. Documen­ten omtrent de afloop ontbreken, maar kennelijk won Cornelis Michielsz zijn zaak: in 1634 had hij nog steeds het patronaat van de vicarie3. In dat jaar had hij bovendien het patro­naat over de vicarie op het St. Anna-altaar in de Oude Kerk verworven door het overlijden van de eerder genoemde Dirck Jorisz van Uytwijck (11a), en prompt zijn zoon Jan Corne­lisz Brontgeest als begunstigde (vicaris) aangewe­zen. Ook over deze vicarie ontstonden kennelijk problemen, want 3 jaar later, in 1637, schreef hij de vicarie over op 'Pieter Jansz Uytterschou, zone van Jan Pietersz Uytter­schouw, cuyper tot Rotterda­m' (11a). De precieze gang van zaken rond deze over­schrij­ving is onbekend.


Doordat het volledige eigendom van de vicarie na 1573 bij de patroon berustte, zij het met de beperkingen opgelegd door de verervingsbepalingen, was zij dus ook in principe verhandelbaar geworden, al kwam dit uiterst zelden, of eigenlijk 'nooit' voor (9). In dit geval gebeurde dat echter wel. Na verkregen toestemming van de Staten van Holland en West-Friesland werden de vicariegoede­ren op verzoek van Cornelis Michielsz verkocht, zeer waarschijnlijk in gedeel­ten. Waarom hij tot verkoop wilde overgaan, blijkt uit een passage in een sententie van het Hof uit 1676 betreffen­de de vicarie op het St. Anna-altaar in de Oude Kerk en enige andere vicarieën (5), die luidt: 'Doch den voornoemde Cornelis Michielsz Cuyper alias Steur tot decadentie sijnde geraect ende sich vant incomen niet connende subsisteren, hadde hem bij regte geadres­seert aen de Edel Groot Mogende Heeren Staten van Holland ende Westvrie­sland, getrou versoec­kende omme de goederen totte respecti­ve vicarie specterende te mogen vercopen'. Het verzoek werd voor advies in handen gesteld van de Burge­meesters van Delft. Dezen hoorden 'de vrunden die bij tijden en wijlen gerech­tigt souden sijn tot de vicariegoede­ren'. Die waren sterk tegen verkoop gekant, in het bijzonder Cornelis' zuster Geertge Michiels. Na lang aandringen van Cornelis zwichtten de tegenstanders, echter onder de uitdrukke­lijke voorwaarden, bij contract beze­geld, dat de verkoop op de meest gunstige manier moest geschie­den, en dat de opbrengst moest worden belegd in eeuwig onlosbare rentebrieven op het kantoor van de Ontvanger-Generaal van het Gemene Land van Holland en West-Friesland in Den Haag. Verder werd Cornelis in het gebruik van de rente beperkt tot een bedrag van 600 guldensper jaar, plus een derde deel van alles wat de belegging meer opbracht. Na Cornelis' dood zou zijn zoon en opvolger Jan Cornelisz de vruchten genieten tot een bedrag van 500 guldens plus een derde van de meeropbrengst. De overige tweederden van de meerop­brengsten dienden ten goede te komen aan de 'vrunden' (12), en naar rato door en onder hen worden gedeeld. Van de op­brengst van de verkoop kocht Cornelis Michielsz over een periode van enige jaren een aantal onlosba­re rente­brie­ven ten laste van het Gemene Land van Holland en West-Frie­sland. De 7 stuks die ik gespeci­fi­ceerd heb gevonden (3,5,6), hadden een gezamen­lijke waarde van ruim f. 17.000,- van toen ! Het merendeel van de rentebrieven (13) werd door Cornelis Michielsz op naam van zijn kleinzoons (3,14) gesteld met de conditie dat hijzelf tijdens zijn leven het vruchtge­bruik zou hebben (14), en dat na zijn dood de (verde­re) opleiding van de desbetref­fende kleinzoon ervan moest worden bekos­tigd (15). Na het overlij­den van Cornelis' opvolger Jan Cornelisz in 1654 meldde zich diens nog levende tante Geertge Michiels, die namens haar lijn het patro­naat opeiste (5). In een helaas niet bewaard vonnis dd. 3-8-1654 van Schepenen van Delft werd de nabe­staanden van Jan Cornelisz opgedragen alle papieren betreffen­de de vicarieën aan Geertge Michiels als 'waerachtige patro­nesse' over te dragen, in het bijzonder een rente­brief die per jaar f. 154,- opbracht. Het proces waarvan de sententie van 1676 het einde betekende (5) ging tenslotte tussen Wouter Fransz van Buyren, de oudste zoon van Geertge Michiels, namens zijn kleinzoon Willem Fransz van Buyren (16), en Catharina Jorisdr de Bye, de weduwe van Pieter Jansz Uytter­schout, vertegen­woordigd door haar tweede man Pieter Leen­dertsz Post, namens haar oudste zoon met weer als kern deze rente­brief. Merk­waar­dig is, dat de vicarie op het Erasmusal­taar in de Nieuwe Kerk bij dit alles buiten beschou­wing is geble­ven. Die was bij de dood van Jan Cornelisz van Brontgeest aan diens oudste zoon Urbanus gekomen. In zijn testa­ment (17), opgemaakt in 1688, gaf Urbanus aan dat omtrent 'seecke­re vicarie' een nog onbeslist proces liep. Uit andere bron is bekend, dat het hier de vicarie op het Erasmusaltaar betrof (18). Na Urbanus' kinderloos overlijden in 1693 bleek deze vicarie in handen te zijn gekomen van zijn jongere broer Michiel Jansz van Bront­geest. Spoedig daarna kwam het tot een proces met Michiel en zijn zoon Floris als gedaagden (18), en als inzet het recht van collatie van de vicarie op het Erasmusal­taar. De gedaagden werden veroordeeld tot overleve­ring van alles wat betrek­king had op de vicarie en tot vergoeding van alle kosten gemaakt door eisers en overlast eisers aange­daan. Hiermee was het doek gevallen voor de familie Van Brontgeest als patroons van de vicarieën van Mr. Matthijs (19).


Cornelis Michielsz heeft de laatste periode van zijn leven bij zijn zoon Jan Cornelisz van Brontgeest en diens vrouw ingewoond, en blijkt ook op diens zak te hebben geteerd (20). Behalve enig lijf- en beddegoed liet hij voornamelijk schulden na. Hij bleek een 'innemend' mens te zijn geweest: zijn drankschulden, bij 3 kroegen in Delft, beliepen f. 117,-. Aangezien een kan bier anderhalf tot 2 stuivers kostte (21), betekent dat, dat hij met zijn betalingen veel meer dan 1000 kannen bier achter was. Eén van de schuldeisers (niet eens de grootste), Meijns­gen Pietersdr, de waardin van De Turck, had zelfs zijn bed en beddegoed in onderpand genomen. Ook had hij schulden aan houtleveran­ciers, aan zijn zoon (wegens levensonderhoud en voor­schot­ten) en aan een advocaat, en moest hij een fors bedrag aan ten onrechte geïnde pachten (22) terugbetalen. Aan de creditzij­de liet hij zijn zoon enige rentebrieven na (19).


Jan Cornelisz van Brontgeest had een uitge­breid nageslacht uit twee huwelijken. Zijn oudste zoon Urbanus van Brontgeest was stadswaagmeester in Delft, en was in twee huwelijken getrouwd in aanzien­lijke Delftse families (Van Assendelft en Van Bleyswijck), maar stierf tenslotte kinderloos. Diens jongere broer Michiel Jansz van Brontgeest was een geslaagde brouwer. Van hem stamt de tak Brons­geest af. Zijn enige overle­vende zoon Floris werd opgeleid tot notaris en als zodanig toegelaten in Delft op 19 maart 1680. Uit enige aktes die dateren van kort voor zijn toelating blijkt, dat hij voordien al werkzaam was als klerk op het kantoor van de procureur in Den Haag. Hij werd op 22 maart 1680 burger in Den Haag, en prakti­zeerde daar tot zijn dood in 1712. Uit zijn huwelijk zijn 4 zonen bekend. Bij hun dopen heette hun vader steeds 'Van Bront­geest', maar zelf heetten zij in latere papieren al snel Brons­geest. Interes­sant is, dat de derde zoon Anthony bij zijn (tweede) onder­trouw in Delft 'Anthony van Bront­geest' werd genoemd, en een dag later in Den Haag 'Anthony Bronsgeest' heette. De latere nakomelin­gen heetten vrijwel uitslui­tend Brons­geest, hoewel in Rotterdam in 1851 een vrouwe­lijk lid van deze tak werd begraven als 'Maria Brondgeest'. Behalve van die van Floris, is van de bezighe­den van de Haagse leden van deze tak weinig of niets bekend, omdat die in de ondertrouwre­gisters niet werden genoteerd. Uit de huwelijkse voorwaarden van Floris' zoon Anthony (VIa-3) en Anna Middelwaart, die in 1725 in Delft werden gepasseerd, blijkt dat deze meester zadelmaker was (23). Verder kennen we alleen van Floris' kleinzoon Antony Brons­geest (VIIIb) (gerec­hts­dienaar) en van diens zoon Johannes Bronsgeest (IXa) (grenadier) de beroepen. Wel is duide­lijk, dat het geslacht reeds in Den Haag het slachtof­fer werd van een forse daling op de maatschappe­lijke ladder. Werd voor de begrafenis van de oude Floris van Brontgeest in 1712 nog een impost van f. 15,- betaald (tweede klasse), zijn directe en ook latere nakomelin­gen en zelfs zijn weduwe zijn in Den Haag allemaal pro deo ter aarde besteld. Omdat in Leiden de beroepen in de onder­trouwregisters (meestal) wel werden genoteerd, is van de Leidse Brons­geesten iets meer bekend. De eerste van hen, Floris Brons­geest (kleinzoon van de notaris), was tuinman. Diens nakome­lingen waren vaak werkzaam als arbeider in de (tex­tiel)in­dustrie, maar we vinden ook beroepen als smid, daggelder, en politie­agent.


Urbanus' en Michiels halfzuster Catharina trouwde met een oud-schepen van Leerdam. Hun half­broer Lode­wijck was een redelijk welvarende koekbakker. Lodewijcks jongere volle broer Jan werd in Rotterdam de stamvader van de tak Brondgeest. Van hem zijn 3 kinderen bekend, maar alleen van het oudste kind, Johannes Brondgeest (VIb), zijn nakomelin­gen gevonden. Eén van diens kleinzoons, Johannes (VIIIe), werd de stamva­der van de Amster­damse tak. Een achterkleinzoon, Martinus Joseph (IXe), vestigde zich in Den Haag en werd de stamvader van de Haagse tak Brond­geest. Over de werkzaam­he­den van de Rotterdamse Brond­geesten is auteur weinig bekend. Het Oud Notarieel Archief bevat een groot aantal aktes waarin Brond­geesten optreden of genoemd worden. Voor een groot deel zijn dit Aktes van Seclusie, opgemaakt tijdens het leven van beide echtgenoten, waarin weinig of niets geschreven werd over de materiële omstandig­heden waarin de naamdra­gers verkeer­den, of over hun beroepen. Slechts enkele documenten geven wat meer inzicht in de bezigheden van de familiele­den. Zo was de oudste zoon van de stamvader, Johannes (VIb), onderwij­zer, en een latere Brondgeest, waarschijn­lijk Martinus (VIIc), was 'schrijfmees­ter'. De meeste Rotterdamse Brondgeesten behoor­den zeker niet tot de armsten. Bij veel begrafe­nis­sen werd een impost van f 6,- betaald. Ook is er, met name bij Martinus (VIIc), sprake van huizenbezit, overi­gens ten dele inge­bracht door zijn vrouw. De eerste Amsterdamse Brondgees­ten hielden zich bezig met makelaardij in kunst en ontwikkelden zich snel tot een in aanzien staande en welvarende familie. In de Haagse tak kwamen militai­ren, en Nederland­se en Indische bestuursambtenaren voor.


GENEALOGIEËN


De takken zijn apart, dus niet 'in elkaar geschoven', weergegeven. De nummering van en binnen de generaties is echter doorlopend. Jaartallen voorzien van 'ca.' zijn geschat, veelal op basis van in die tijd normaal te achten trouwleeftij­den. Van personen voor wier naam een vraagteken is geplaatst, is de positie (of zelfs de aanwezigheid) in de genealogieën niet volledig bewezen te achten. Als geen familienaam is aangegeven, is bij de vermeldin­gen van de desbetreffende persoon nooit een familienaam aangetroffen. Is de familienaam tussen haken geplaatst, dan komen zowel patroniem alleen, als patro­niem/familienaam voor. Huwelijken zijn gesloten voor de NG kerk, tenzij anders vermeld. Dooprite van kinderen en aanbehuwden is Nederduits-Gereformeerd, tenzij anders aangege­ven.


--------


CUYPER, alias STEUR, alias VAN BRONTGEEST, DELFT


NK = Nieuwe Kerk, OK = Oude Kerk, SB = Schepenbank.


I Jan Michielsz Cuyper, geb. ca. 1515, patroon van een aantal vicarieën gesticht namens Mr. Matthijs, zn. van Michiel NN en van Geertruyd Jans, patrones van de vicarieën gesticht namens Mr. Matthijs. Tr. NN.

Hieruit bekend (24):

Michiel Jansz Cuyper Volgt II

Adriaen Jansz Cuyper

Crijntge Jans Cuyper

Neeltge Jans Cuyper

Pietertge Jans Cuyper


II Michiel Jansz Cuyper, geb. ca. 1540, overl. voor 4-4-1603 (11b), patroon van een aantal vicarieën gesticht namens Mr. Matthijs, tr. NN (mog. Lysbeth Hendrix, begr. Delft NK 28-4-1598 als hvr. v. Michiel Jansz cuyper (kleine letter!)).

Hieruit bekend (24):

Heyndrick Michielsz Cuyper, mog. begr. Delft NK 20-9-1601

Cornelis Michielsz Cuyper Volgt III

Frederick Michielsz Cuyper

Hij is mogelijk te identificeren met 'Vrerick Michielsz, cuyper' die op 6-2-1649 in ondertrouw ging met Barbara Louris.

Geertge Michiels Cuyper, begr. Delft NK 25-9-1661, tr. Delft (SB)

10-2-1591 Frans Woutersz (van Buyren), schipper, overl. voor

25-9-1661.

Hieruit: Wouter Fransz van Buyren, varensgezel, overl. na 29-7-1676,

in 1654 patroon (-pretendent) van enige vicarieën gesticht namens Mr. Matthijs, tr. Delft (SB) 28-7-1630 Geertgen Gerrits.

Hieruit: Frans Woutersz van Buyren, overl. voor 29-7-1676, otr. Delft (SB) 9-11-1652 Jannitgen Willems van Ring.

Hieruit: Willem Fransz van Buyren, geb. tussen 9-11-1652 en

3-8-1654, in 1676 patroon(-pretendent) van enige vicari­eën gesticht namens Mr. Matthijs.

Maertge Michiels Cuyper

III Cornelis Michielsz (Cuyper, alias Steur, alias Brontgeest), geb. ca. 1565, overl. Delft 17-9-1644 (20) (begr. NK 20-9), kuiper, patroon van vier vicarieën gesticht namens Mr. Matthijs, otr. Delft 7-6-1586 Ariaentge Ariens, verm. begr. Delft NK ('huysvrouw van Cornelis Steur, cuyper') 22-3-1625. Uit dit huwelijk 7 kinderen (5), van wie bekend:

Heyndrick Cornelisz (8) Volgt IVa

Jan Cornelisz Volgt IVb ? Michiel Cornelisz Volgt IVc

De plaats van Michiel, van wie geen familienaam is gevonden, berust op zijn optreden als eerste getuige (o.a. samen met zijn vrouw Lysbeth Tomas) bij de doop van Aryen, het tiende kind van Jan Cornelisz van Brontgeest (IVb), en op het optreden van Jannetje Jans, de tweede vrouw van Jan Cornelisz van Bront­geest, bij de doop van twee kinderen van Michiel Cornelis­z en Lysbeth Tomas.

Jannetgen Cornelis (van Brontgeest), geb. ca. 1605, tr. Delft 22-2-1626 Tuenis Heyndrixs (van der Wall).

Annetgen Cornelis, geb. ca. 1605, tr. Delft OK 13-7-1630 Jan Gerritsz, kuiper.

Familierelatie blijkt uit het optreden van haar vader, broer Jan met (eerste) vrouw en zuster Jannetgen met man bij de doop van hun kinderen.

? Maertgen (Maria) Cornelis, geb. ?.

Van Maertgen Cornelis zijn geen verdere gegevens gevonden. Zij treedt echter op als eerste vrouwelijke getuige bij de doop van Ariaentgen, d.v. Heyndrick Cornelisz (IVa), en verder als getuige bij enige andere dopen in de familie.


IVa Heyndrick Cornelisz, geb. ca. 1585, kuiper, zeepzieder, overl. voor

27-4-1634, tr. Delft 23-10-1611 Annetge Cornelis.

Uit dit huwelijk bekend:

Jacob Heyndrick Corneliszzn (Bront­geest), kuiper, ged. Delft NK

14-4-1619, mog. begr. Delft OK 22-1-1648.

Ariaentgen Heyndrick Corneliszdr (van Brontgeest), ged. Delft NK

3-3-1622 (get. o.a. Cornelis Michielsz), tr. Schipluiden 22-10-1656 (otr. Delft SB 7-10) Aryen Mi­chielsz van der Sijde, plateelbak­ker, wedr. Jannetge Cornelis Hartevelt.

Reeds op 27-4-1634 blijkt Jan Cornelisz (IVb) beoogd opvolger van zijn vader te zijn als patroon (13), wat betekent dat Heyndrick Cornelisz toen al overleden was. Diens zoon Jacob Heyndricksz leefde nog in 1634, toen hij begiftigd werd met een rentebrief door zijn grootvader Cornelis Michielsz Steur (3). Hij moet echter vóór Jan Cornelisz zijn overleden. Hij was ouder dan Jans oudste zoon Urbanus (Va), en zou dus bij leven het patro­naat (al of niet rechtmatig) hebben geërfd.


IVb Jan Cornelisz (van Brontgeest), geb. ca. 1590, suiker­bakker, patroon van enige vicarieën gesticht namens Mr. Matthijs, begr. als Jan Cornelisz Steur NK 17-8-1652, tr. Delft 1) 29-1-1623 Anna Urbanus (ook: Oor­baens), begr. ('huys­vrouw van Jan Cornelisz Steur') NK 14-5-1634, 2) 13-8-1634 Jannetie Jans, overl. na 9-5-1665, wed. van Lode­wijck Corne­lisz, moutmaker.

Uit het eerste huwelijk:

1. Ariaentgen Jans (van Brontgeest), ged. Delft NK 4-4-1624, begr. Delft NK 13-1-1702, tr. Delft 26-5-1647 Dirck Dircxz (van der Crans), hoedenma­- ker, mog. begr. OK 4-11-1689.

2. Urbanus Volgt Va

3. Cathalina I van Brontgeest, ged. Delft NK 17-10-1627, begr. NK

19-9-1707, otr. 1) Delft 17-4-1666 en Rotter­dam 25-4-1666 (beide als Cathari­na van Bronsgeest) (tr. Overschie 9-6-1666) Cornelis Jonasz Mesdagh, korenmolenaar (25), wedr. van Leiden, 2) Delft 27-7-1675 Davit Aryensz van Eyck.

4. Michiel Volgt Vb

(zie Tak Bronsgeest)

Uit het tweede huwelijk:

5. Annitgen van Brontgeest, ged. Delft NK 22-6-1635, begr. Delft NK 15-9-1680, otr. Delft 20-4-1669 (tr. Noord­wijk 5-5-1669) Michiel van Sevenhuy­sen, bakker (26), begr. NK 10-8-1695.

Anna Jansdr van Brontgeest testeert op 9 mei 1665 (27). Zij wijst haar moeder Jannetje Jans, wed. Jan Cornelisz van Brontgeest, aan als universele erfgename, op enige legaten na. Indien Jannetje Jans vóóroverlijdt, treden Anna's volle zusters Trijntge en Machtelt in haar rechten. Zij prelega­teert aan haar volle broers Lodewijck en Johannes Jansz ieder f. 10,- en aan haar halfbroers Urbanus en Michiel Jansz ieder f. 5,-. Haar 'suster van vollen bedde' Trijntgen Jansdr krijgt haar 'swarten Turxen kaste' en Machtelt, 'mede haer volle suster' de bijbel met zilveren beslag. Haar 'halve suster' Catarina Jansdr krijgt een 'vierkante neusdoeck met goude haeck' en een ketting. Ariaentgen Jansdr, huisvrouw van Dirck Dircxs van der Krans, krijgt wat kleding. Waarom Anna testeerde, blijft onduidelijk: zij was niet ziek, en enige jaren later trouwde zij, en kreeg ook nog 3 kinderen.

6. Catrina II van Brontgeest, ged. Delft NK 26-6-1637, tr. Cornelis van Os (28).

Cornelis van Os, oud-schepen van Leerdam en daar woonachtig, wordt in de boedelscheiding dd. 28-2-1694 van de overledenen Urbanus van Brontgeest en diens eerste vrouw Maria Claes van Assendelft genoemd als zijn zwager, en één van de executeurs-testamentair (28) namens Urbanus' familie, de andere was Urbanus' oomzegger Floris (VIa). Zij waren als zodanig aangewezen in het testament dat de echtelieden lieten opstel­len in 1688 (17). Dit testament maakt ook het onder­scheid tussen Cathalina I en Catrina II buiten twijfel moge­lijk: Catharina van Bront­geest, huisvrouw van David van Eyck, wordt Urbanus' 'suster' genoemd, Catharina van Brontgeest, huisvrouw van Van Os is zijn 'halve suster'.

7. Lodewijck Volgt Vc

8. Joannes Volgt Vd

(zie Tak Brondgeest)

9. Machteld Jans van Brontgeest, ged. Delft NK 30-3-1642, begr. Delft NK 31-3-1682, otr. Delft (SB) 29-9-1674 Dirck Fransz van der Dorst.

10. Aryen, ged. Delft NK 7-2-1644, (get. Michiel Cornelisz, Aryaentje Jans en Lysbeth Tomas), begr. NK 19-12-1645.

IVc ?) Michyel Cornelisz, geb. ca. 1610, varensgezel, tr. Delft 11-3-1640 Lysbeth Tomas. Uit dit huwelijk:

1. Cornelis, ged. Delft NK 15-4-1644, get. o.a. Jannetje Jans

2. Neeltje, ged. Delft NK 6-8-1645

3. Tomas, ged. Delft NK 24-1-1647, get. o.a. Jannetje Jans


Va Urbanus Jansz van Brontgeest, ged. Delft NK 15-2-1626, in 1690 waagmees­ter binnen Delft (29), betwist patroon van de vicarie op het Erasmusal­taar in de Nieuwe Kerk gesticht namens Mr. Matthijs, overl. Leerdam 5-10-1693 (28) tr. Delft 1) (SB) 10-4-1655 Maria Claes van Assendelft, overl. Delft 7-12-1690 (28), begr. NK 11-12-1690, dr. van Claes van Assendelft en Aplonia Jacobsdr van Oudendijcke (30,2) otr. 10-6-1691 Lydia van Bleys­wijck, ged. Delft 11-12-1640, overl. 25-11-1696, wed. van Mr. Johan Laurentius, dr. van Frans Adriaansz van Bleys­wijck en Maria van Cranen­doncq (31). Uit deze huwelij­ken zijn geen kinderen bekend.


Vc Lodewijck Jansz van Brontgeest, ged. Delft NK 8-12-1638, koekbakker (32), begr. Delft NK 24-6-1680, tr. Delft 18-2-1665 Hester Pietersdr Wijtens, ged. Delft NK 4-10-1637, dr. van Pieter Heyndrix Wijtens en Liedewij Jans. (Zij otr. 2)30-8-1687 Ocker Cornelisz van Krimpen, wedr. van Leerdam).

Uit dit huwelijk:

1. kind, begr. Delft NK 16-1-1667

2. Johannes, ged. Delft OK 20-1-1675, begr. ald. NK 30-1-1675

Lodewijck testeert op ongebruikelijk jonge leeftijd op 12 april 1658 (33). Hij woonde toen nog bij zijn moeder en wees haar aan als universele erfgenaam, met zijn drie zusters en broer 'van vollen bedde' als rechthebbenden bij voorover­lijden van de moeder. In het testament is sprake van een vicarie, door Heer Matthijs gefundeerd op het Nicasiu­saltaar van de Oude Kerk in Delft, bestaande uit 5 morgen land in Vlaardinger Ambacht en 3 morgen land in Voorhout. De vicarie was verkocht (13), en de opbrengst belegd en door zijn grootva­der Cornelis Michielsz Steur op Lodewijck overgeschreven. Behalve wellicht bescher­ming van deze belegging voor zijn volle broer en zusters, dus met uitsluiting van de kinderen uit zijn vaders eerste huwelijk, is er geen aanwijs­bare reden voor het opmaken van een testa­ment. Hij was volkomen gezond. Hij stierf overi­gens zonder kinderen na te laten.


--------


TAK BRONSGEEST, DEN HAAG / LEIDEN


Vb Michiel Jansz (van Brontgeest), ged. Delft NK 23-5-1631, bierbrouwer, betwist patroon van de vicarie op het Erasmusaltaar in de Nieuwe Kerk gesticht namens Mr. Matthijs, begr. Delft NK 7-9-1706, tr. 1) Delft (SB) 28-12-1653 Pieter­nelletje Floris (van Duyn), ged. Delft NK 7-11-1632, begr. Delft NK

27-8-1679, dr. van Floris Engelsz en Cornelia Pieters, 2) otr. Delft (SB)

30-11-1680 Cornelia van Zuylen, begr. Delft 11-3-1705.

Uit het eerste huwelijk:

1. Joannes, ged. Delft NK 2-5-1655 (vroeg overl.).

2. Jan, ged. Delft NK 23-9-1656, mog. begr. Delft NK 16-11-1665

3. Floris Volgt VIa

4. Anna van Brontgeest, ged. Delft OK 24-3-1661, overl. Delft 17-5-1729 (34), begr. NK 22-5-1729, otr. Delft 20-4-1686 Johannes Middel­waart, begr. NK 6-10-1724.

Michiel van Brontgeest werd in de Nieuwe Kerk begraven vanuit het Brouwhuis 'In de Stampende Aep'. In zijn testament dd. 14 maart 1694 (35) prelegateert hij aan zijn dochter Annetje van Bront­geest, huisvrouw van Johannes Middelwaart, een met ebbenhout ingelegde 'sackerdane' (= djati- of teakhouten) kast en alle ongemunt goud en zilver en andere goederen die bij zijn overlijden daarin zullen worden aangetroffen, voor zover niet behorend aan zijn vrouw Cornelia van Zuylen en haar zuster Aeltje, die bij het echtpaar inwoonde. Bovendien zal Annetje de gehele inboedel van zijn huis krijgen, met dien verstande dat zijn vrouw en haar zuster tot hun dood het gebruik van e.e.a. zouden hebben. De rest van de erfenis zal, na delging van de schulden, in gelijke delen naar Annetje en haar broer Floris gaan.


VIa Floris van Brontgeest, ged. Delft (NK) 7-8-1657, burger in Den Haag

22-3-1680, Notaris, begr. Den Haag 29-9-1712 (impost f. 15,-), otr. ald. 5-4-1682 Adriana de Bye, geb. ca. 1660, pro deo begr. Den Haag 4-10-1747 (88 j.). Uit dit huwelijk bekend, gedoopt in Den Haag:

1. Michiel, ged. 24-2-1683

Michiel (Florisz) Bronsgeest had een al of niet geformaliseerde relatie met Sara Saklee, van welk paar met zekerheid bekend 1 kind:

Machiel, ged. Den Haag 8-1-1713.

en mogelijk:

? Floris, begr. Den Haag 26-1-1717

2. Anthoni, ged. 7-5-1684

3. Anthoni, ged. 10-6-1685, begr. Den Haag 18-12-1738, otr. 1) ald.

8-5-1718 (als Anthony Bronsgeest) (tr. Stompwijk pro deo 22-5-1718 als Anthony van Bronsgeest) Maria van Ockenburgh (verm. RK ged. Den Haag 22-1-1698 als dr. van Petrus van Hocken­burgh en Margareta van Hassel), 2) Delft (als Anthony van Bront­geest) 9-6-1725, Den Haag 10-6-1725 (als Anthony Bronsgeest) Anna Middel­waart, j.d. van Middelburg in Zeeland, wonende Delft. Uit deze huwelijken geen kinderen bekend.

4. Jan Adriaen Volgt VIIa

VIIa Jan Adriaan Bronsgeest, ged. Den Haag 26-2-1690, begr. ald. 24-8-1739, otr. ald. 20-12-1722 (tr. NG 10-1-1723) Lucretia Borren, RK ged. ald. 20-4-1693, begr. ald. 13-11-1761, dr. van Jan Lucas Borre en Françoise Parde­sus. Kinderen (voor en na sluiting van het huwelijk), in Den Haag gedoopt:

1. Anna Bronsgeest, RK ged. 26-7-1712, otr. ald. 1) 25-3-1731 Hendrik Jans van den Bergh, 2) 1-12-1748 (tr. Hoogdu. 15-12-1748) Pieter de Leeuw, j.m. van Wel.

2. Adriaan, ged. 19-6-1715

3. Migchiel Volgt VIIIa

4. Adriana Bronsgeest, ged. 23-5-1719, overl. ald. 4-4-1788, otr. ald.

1) 12-2-1741 (tr. Hoogdu. 12-3-1741) Fredrick Deynart, geb. 1717/18, pro deo begr. Den Haag 31-12-1742, 2) 29-12-1748 (tr. Hoogdu. 12-1-1749) Dirk Baerentse.

5. Anna Mary, ged. 7-3-1721

6. Antoni Volgt VIIIb

7. Jan Adrianus, ged. 7-9-1725

8. Andries Volgt VIIIc

9. Floris Volgt VIIId

10. Elizabeth Bronsgeest, ged. Den Haag 1-6-1732, overl. ald. aan koliek 14-2-1804, otr. ald. 7-5-1752 (tr. Hoogdu. 21-5-1752) Pieter Kelder. ? 11. Magdalena of Helena, begr. Leiden 2/9-11-1793.

Magdalena Bronsgeest' was getuige bij de doop van Lucretia (VIIId-7), een dochter van Floris (VIIId), 'Helena Bronsgeest' getuigde bij de doop van diens dochter Adriana (VIIId-9). 'Lena Bronsgeest' was getuige bij de doop van Floris' kleinzoon Jan Floris (IXb-3). 'Helena van Bronsgeest, jongedoch­ter' werd in boven­aangege­ven periode in Leiden begraven.


VIIIa Michiel Bronsgeest, ged. Den Haag 23-3-1717, otr. Den Haag 9-2-1738 Gijsberta Johanna Schoema­ker, j.d. van Lingen.

Uit dit huwelijk:

1. Johannes, ged. Den Haag 26-5-1739.

2. Johannes Adrianus, ged. Den Haag 24-8-1740, overl. ald. 11-2-1747.

3. Anthony, ged. Den Haag 21-4-1743

4. Pieternella Bronsgeest, ged. Den Haag 23-10-1746, verm. overl. ald. 2-4-1801 aan 'rotkoorts', otr. Den Haag 7-7-1771 (tr. Scheve­ningen 21-7-1771) Kornelis Swijs, ged. Den Haag 23-7-1749, zn. van Cornelis Swijs en Pieternel­la van Dulst.


VIIIb Anthony Bronsgeest, ged. Den Haag 26-12-1722, gerechtsdienaar, overl. ald. 4-6-1792, otr. ald. 30-6-1748 (tr. Hoogdu. 14-7-1748) Cathari­na van Coert.

Uit dit huwelijk, in Den Haag gedoopt:

1. Maria, ged. 16-5-1751, overl. ald. 18-10-1799 ('t water')

2. Jan Volgt IXa

3. Elisabeth Bronsgeest, ged. 15-8-1756, overl. ald. 15-4-1843, otr. ald. 27-10-1782 (tr. Scheveningen 10-11-1782) Gillis Alderse Kroonen­berg, ged. Den Haag 25-1-1761, zn. van Gabriël Kroonenberg en Margrita Rytten­- bag.

4. Anna Margaretha Bronsgeest, ged. 6-6-1759, ongeh. overl. Rotterdam

14-10-1811.

Buitenechtelijk kind:

4a Cornelia Bronsgeest, RK ged. Den Haag 10-12-1778


VIIIc Andries Bronsgeest, ged. Den Haag 23-4-1728, otr. ald. 23-5-1756 (tr. Hoogdu. 6-6-1756) Pieter­nella van Engelen, wed. van Jacob Bodegraven, RK ged. Den Haag 16-10-1720, dr. van Johannis van Engelen en Maria Fabius.

Voor het huwelijk geboren:

1. Johannes, ged. Den Haag 18-5-1750


VIIId Floris Bronsgeest, ged. Den Haag 19-3-1730, tuinier, overl. ?, otr. Leiden 27-10-1752 Elisabeth van Lexmond, ged. Leiden 7-10-1733, begr. ald.

30-6/7-7-1787, dr. van Gerrit van Lexmond en Magdalena de Swager.

Uit dit huwelijk, in Leiden gedoopt:

1. Jan Volgt IXb

2. Elisabeth, ged. 1-7-1759

3. Floris, ged. 20-10-1761

4. Elisabet, ged. 6-10-1763, begr. ald. 9/16-5-1795

5. Andries, ged. 15-12-1765, begr. ald. 28-12-1765/1-1-1766

6. Catharina, ged. 9-12-1766, begr. ald. 7/14-7-1787

7. Lucretia, ged. 23-5-1771, begr. ald. 3/10-8-1771

N.B. Bij begrafenis m.i. foutief als Theresia geregistreerd, een naam die in de familie totaal niet voorkwam.

8. Michiel, ged. 14-1-1773, begr. ald. 31-7/7-8-1773

9. Adriana, ged. 17-3-1776


IXa Johannes Bronsgeest, ged. Den Haag 7-4-1754, grenadier, overl. ald.

30-6-1817, otr. ald. 6-6-1779 (tr. Scheve­ningen 17-10-1779) Philippina Clara Koning, RK ged. Den Haag 17-6-1754, pro deo begr. ald. 24-10-1797, dr. van Henricus Koning en Helena Quint.

Uit dit huwelijk:

1. Katharina Bronsgeest, ged. Den Haag 22-8-1779, overl. ald. 25-12-1847, tr. ald. 1) 25-5-1800 Pieter van der Meer, 2) 5-9-1827 Pieter Amiabel, ged. ald. 11-11-1767, bestel­ler, wednr. Cath. van Putten, zn. van Pieter Amiabel en Maria van Lenten.

2. Helena Bronsgeest, ged. Den Haag 27-1-1782, dienstbode, overl. Amsterdam 20-6-1844, tr. ald. 20-6-1831 Izak Johannes Bonekamp, timmer­man, ged. ald. 21-2-1790, zn. van Hermanus Bonekamp en Johanna Maria Langius.

3. Maria Bronsgeest, ged. Den Haag 14-11-1784, ongeh. overl. Rotterdam 23-6-1851 (als Maria Brondgeest).

4. Anna Margrita Bronsgeest, ged. Den Haag 16-3-1788 (geb. 14-3), overl. ald. 2-9-1830 ('Hanna Margaretha Bronsgeest, huisvr. van Hermanus Keyser, smid'), tr. ald. 15-7-1810 ('Anna Maria Brons­geest') Hermanus Kijsers, j.m. van Diest.


IXb Johannes Bronsgeest, ged. Leiden 2-2-1755, daggelder, overl. ald.

15-10-1834, otr. Leiden 1) 17-8-1781 Kaatje van Leeuwen, ged. Esselijckerwoude (Woubrugge) 13-11-1757, begr. Leiden 7/14-2-1789, dr. van Pieter Danielsz van Leeuwen en Marytje Jansse Biesenaar, 2) 12-4-1793 Catharina Elkerbout, ged. Leiden 21-4-1774, overl. ald. 28-3-1857, dr. van Abraham Elkerbout en Anna de Kler.

Uit het eerste huwelijk:

1. Johannes, ged. Leiden 27-7-1785

2. Catrina, ged. Leiden 24-10-1787, begr. ald. 3/10-11-1787.

3. Jan Floris, ged. Leiden 30-11-1788, begr. ald. 10/17-1-1789.

Uit het tweede huwelijk:

4. Johannes Volgt Xa

5. Johanna Katrina Bronsgeest, ged. Leiden 22-3-1795, tr. ald. 1-9-1815 Hendrik de Zwijger, RK ged. Leiden 23-11-1790, zn. van Frans de Zwijger en Maria Wouters.

6. Willem Frederik, ged. Leiden 22-1-1797, mog. begr. ald. 16/23-12-1797

7. Elisabeth, ged. Leiden 23-10-1803, begr. ald. 15-2-1807

8. Abraham, ged. Leiden 11-2-1810 (geb. 8-2), overl. ald. 18-1-1827


Xa Johannes Bronsgeest, vellenbloter, ged. Leiden 8-8-1793, overl. Haarlem

5-1-1864*, tr. Leiden 23-11-1820 Clasina Sirach, ged. ald. 7-8-1791, overl. ald. 20-9-1863, dr. van Hendrik Sirach en Jacoba Kriegers.

Uit dit huwelijk:

1. Johannes Floris Volgt XIa

2. Hendrica Flora, geb. Leiden 12-5-1822, overl. ald. 28-11-1822

3. Abraham Florus Volgt XIb

4. Jacobus Volgt XIc

* Bij zijn overlijden werd de naam opgegeven als Johannes Floris. De overlij­densakte van zijn vrouw vermeldt als zijn naam alleen Johannes. Dit is conform de doopinschrijving, maar het vernoemingspatroon doet vermoeden dat Johannes Floris in feite de door de familie gegeven naam was.


XIa Johannes Floris Bronsgeest, geb. Leiden 20-1-1821, opperman, zeemtou­wer,

overl. ald. 7-11-1844, tr. ald. 14-11-1839 (Hendrika) Maria van Zwieten, geb. ald. 16-9-1816, overl. ald. 7-1-1898, dr. van Daniël van Zwieten en Johanna Elisabeth Zand­vliet.

Uit dit huwelijk:

1. Johannes Floris, geb. Leiden 20-9-1840, overl. ald. 13-2-1855

2. Daniël Floris, geb. Leiden 15-3-1842, overl. ald. 21-9-1842

3. Johanna Elisabeth Bronsgeest, geb. Leiden 24-5-1843, groentenvrouw, overl. Den Haag 28-12-1900, tr. Leiden 3-4-1867 Pieter van Toorn, sigarenma­ker, geb. Leiden 14-7-1844, overl. Loosduinen 23-3-1922, zn. van Cornelis Gosen van Toorn en Maria Bink.

4. Clasina Bronsgeest, geb. Leiden 22-11-1844, overl. ald. 5-2-1907, tr. ald. 1-11-1871 Huibert van den Wijngaard, geb. ald. 21-4-1845, arbei­der, baggerman, overl. ald. 24-4-1921, zn. van Willem van den Wijngaard en Elisabeth Starken­brug.


XIb Abraham Florus Bronsgeest, geb. Delft 1-7-1828, smid, sjouwer, overl. Leiden 14-8-1882, tr. ald. 1) 24-9-1856 Sara Maria Montagne, geb. ald. 8-5-1824, overl. ald. 29-1-1874, dr. van Jacobus Montagne en Suzanna Planje, 2) 25-3-1874 Alida Margar­etha Meijer, geb. Leiden 16-3-1839, dr. van Margaretha Meijer.

Uit het eerste huwelijk:

1. Clasina Bronsgeest, geb. Leiden 1-5-1856, tr. ald. 17-10-1877 Abraham Crama, vuilnisophaler, geb. Leiden 9-7-1854, zn. van Isaac Crama en Geertrui Selier.

2. Maria Susanna, geb. Leiden 2-4-1859, overl. ald. 17-3-1860

3. Abraham Florus, geb. Leiden 27-4-1861, overl. ald. 2-2-1880

4. Jacobus Volgt XIIa


XIc Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 19-2-1832, schildersknecht, agent van politie, overl. ald. 12-5-1880, tr. ald. 7-6-1854 Catharina Maria Frank, geb. ald. 27-5-1831, overl. ald. 4-1-1901, dr. van Johannes Theodorus Frank en Jannetje van der Staat.

Uit dit huwelijk:

1. Johannes Volgt XIIb

2. Jannetje Bronsgeest, geb. Leiden 12-8-1857, tr. ald. 4-4-1888 Isaak van der Steen, smid, wedr. van Maria Tukker, zn. van Christiaan van der Steen en Maria E.J. Poppe­zijn.

Voorkind:

2a. Catharina Maria Bronsgeest, geb. Leiden 16-3-1881

3. Catharina Maria, geb. Leiden 11-6-1859, overl. ald. 22-2-1863

4. Clasina Jacoba Bronsgeest, geb. Leiden 17-2-1862, overl. ald. 10-11-1952, tr. ald. 18-11-1891 Philip­pus Lagas, kastenmaker, geb. Leiden 23-3-1860, zn. van Antonius Lagas en Susanna de Zwijger.

Voorkind:

4a. Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 20-3-1881, overl. ald. 15-10-1882

5. Jacobus Volgt XIIc

6. Pieter, geb. ? 1868, overl. (9 j.) Leiden 8-5-1877

7. Abraham Volgt XIId

8. Sara Bronsgeest, geb. Leiden 25-4-1873, tr. Rotterdam 11-6-1902 Paula Rooi, geb. Curaçao, natuurlijke zoon van Bertha Rooi.

Voorkind:

8a. Abraham Bronsgeest, geb. 2-4-1897, bij huwelijk erkend door Paula Rooi

XIIa Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 23-1-1864, fabriekwerker, overl. ald. 19-6-1920, tr. ald. 20-10-1882 Geertrui Erades, geb. Leiden 19-9-1864, overl. ald. 2-11-1954, dr. van Lambertus Erades en Amelia Coevoet.

Uit dit huwelijk:

1. Sara Maria Bronsgeest, geb. Leiden 22-10-1882, overl. ald. 1-6-1920, tr. ald. 1) 13-7-1904 Adrianus Johannes van Houten, overl. ald.

28-9-1911, zn. van Adrianus van Houten en Johanna Elisabeth Mulder,

2) 28-8-1912 Anthony van der Linden, geb. Leiderdorp 18-4-1880, zn. van Anthonie van der Linden en Jannetje Isabella van Heusden.

2. Lambertus, geb. Leiden 17-12-1884, overl. ald. 8-5-1886

3. Johanna Amelia Bronsgeest, geb. Leiden 28-2-1887, overl. ald. 3-7-1972, tr. ald. 15-4-1908 Matthijs de Wit, geb. ald. 24-3-1886, overl. ald.

27-11-1930, zn. van Johannes de Wit en Anna Hollebeek.

Johanna Amelia Bronsgeest en Matthijs de Wit hadden een pleegdochter, Cornelia van Wageningen, die later trouwde met Matthijs Bronsgeest (zie hieronder) en haar dochter naar haar pleegmoeder vernoemde. Zie verder XIIIe

4. Johannes Volgt XIIIa

5. Jacobus Volgt XIIIb

6. Hermanus Volgt XIIIc

7. Geertrui Bronsgeest, geb. Leiden 12-10-1897, overl. ald. 2-5-1952, tr. Leiden 20-4-1921 Jan Jansen.

8. Clasina, geb. Leiden 26-8-1900

9. Abraham Floris  Volgt XIIId

10. Adrianus Volgt XIIIe

11. Matthijs Volgt XIIIf


XIIb Johannes Bronsgeest, geb. Leiden 18-2-1855, huisverver, overl. ald.

16-1-1933, tr. ald. 23-10-1878 Rebecca Viele, geb. Leiden 8-12-1850, overl. ald. 1-7-1923, dr. van Jacobus Viele en Rebecca Boom.

Uit dit huwelijk:

1. Catharina Maria Bronsgeest, geb. Leiden 9-5-1878 (bij huwelijk door Johannes Brons­geest erkend), overl. Haarlem 20-8-1947, tr. Leiden

3-8-1898 Hermanus Sieval, geb. Leiden 29-8-1875, schoen­ma­ker, zn. van Hermanus Sieval en Margaretha Nieuwen­burg.

2. Rebecca, geb. Leiden 16-9-1881

3. Jacobus Volgt XIIIg

4. Jannetje Bronsgeest, geb. Leiden 12-9-1887, overl. ald. 16-1-1958, tr. ald. 29-10-1913 Nicolaas Smittenaar, geb. ald. 8-9-1891, zn. van Pieter Smittenaar en Geertruida Maria van Dieren.

5. Johannes Volgt XIIIh

6. Cornelis, geb. Leiden 20-12-1894


XIIc Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 21-10-1865, fabrieksarbeider, katoen­- druk­ker, overl. ald. 24-3-1932, tr. ald. 8-10-1890 Johanna Beekman, geb. Leiden 27-4-1867, overl. ald. 10-5-1957, wed. van Jacob Zwaan, dr. van Willem Beekman en Dirkje Teege­laar.

Uit dit huwelijk:

1. Catharina Maria Bronsgeest, geb. Leiden 22-3-1892, overl. ald.

1-7-1970, tr. ald. 11-3-1914 Willem Beekman, geb. ald. 14-7-1873,

overl. ald. 15-12-1937, zn. van Willem Beekman en Dirkje Teegelaar.

2. Willem, geb. Leiden 11-3-1894, overl. ald. 13-11-1918

3. levenloos kind, geb. Leiden 19-8-1896

4. Johanna, geb. Leiden 6-9-1897

5. Jacobus Volgt XIIIi

6. Johannes, geb. Leiden 8-11-1901

7. Jannetje Bronsgeest, geb. Leiden 8-6-1904, overl. ald. 1-4-1989, tr. ald. 5-12-1928 (scheiding 26-2-1941) Cornelis Paulus Koolen, geb. ald. 1-7-1905, zn. van Johannes Koolen en Maria Brugman.

8. Pieter Bronsgeest, geb. Leiden 1-7-1906, tr. Leiden 31-8-1932 Susanna Johanna Elisabeth van Polanen (scheiding 25-1-1947)

Mogelijk nakomelingen.

9. Benjamin Ahman Volgt XIIIj

10. Susanna Christina Bronsgeest, geb. Leiden 15-8-1910, gehuwd.

11. Clasina Bronsgeest, geb. 23-10-1912, gehuwd.


XIId Abraham Bronsgeest, geb. Leiden 27-8-1870, overl. ald. 30-1-1950, arbeider, tr. ald. 1) 29-8-1894 Elisabeth Bouman, geb. Leiden 30-5-1872, overl. ald. 5-7-1917, dr. van Pieter Bouman en Elisabeth Werk, 2) 29-1-1930 Willemijn­tje Boudrij, geb. ald. 1-11-1884, overl. ald. 22-5-1968, dr. van Wouter Boudrij en Willemijntje Kolderman.

Uit het eerste huwelijk:

1. Catharina Maria Bronsgeest, geb. Leiden 6-7-1898, werkster, overl. ald. ald. 31-12-1980, tr. ald. 1) 10-4-1918 (scheiding 21-2-1924) Johannes Sjardijn, geb. ald. 20-2-1896, zn. van Jacobus Sjardijn en Johanna van der Linden, 2) 16-2-1927 Martinus Laurentius Herruer, geb. ald. 4-3- 1901, overl. ald. 20-5-1978, zn. van Martinus Laurentius Herruer en Pieternella den Os.

2. Johanna Elisabeth, geb. Leiden 2-10-1901

3. Jannetje, geb. Leiden 7-8-1904

4. Abraham, geb. 11-9-1906

5. levenloos kind, geb. Leiden 16-9-1909

6. Sara Bronsgeest, geb. Leiden 25-1-1911, werkster, overl. ald. 18-2-1992, tr. ald. 6-7-1932 Geurt van de Weerthof, geb. Breukelen-Nijenrode

21-12-1905, overl. Leiden 25-12-1962.

Voor het tweede huwelijk (moeder W.B.):

7. Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 2-10-1924, gehuwd, mogelijk nakome-

lin­gen.


XIIIa Johannes Bronsgeest, geb. Leiden 13-12-1889, straatveger, overl. ald. 24-9-1962, tr. ald. 29-1-1919 Alida de Graaf, geb. Leiderdorp 29-11-1892, overl. Oegstgeest 17-10-1948, d.v. Pieter de Graaf en Jannetje Vermond.


XIIIb Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 9-6-1892, spoorwegarbeider, tr.

Rotterdam 14-7-1920 Helena Doense, geb. Vlissingen, gesch. e.v. Hille Stellingwerf, dr. van Nicolaas Doense en Cornelia Maria van Opberghen.


XIIIc Hermanus Bronsgeest, geb. Leiden 12-7-1895, bedrijfsleider dekenfa­briek, overl. Leiderdorp 26-12-1974, tr. Leiden 1-5-1918 Maria Hendrika Oost­veen, geb. ald. 25-8-1896, dr. van Josephus Lambertus Oostveen en Elisabeth Heymans.

Uit dit huwelijk:

1. Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 13-2-1919. Op 22-9-1948 overgeschre­ven ven naar Leiderdorp.

2. Elisabeth Maria Bronsgeest, geb. Leiden 5-9-1920, gehuwd.

3. Geertruida Bronsgeest, geb. Leiden 1-1-1923, gehuwd.

4. Josephina Maria Bronsgeest, geb. Leiden 25-7-1927, gehuwd.

5. Hermanus Bronsgeest, geb. Leiden 26-12-1929, gehuwd, mogelijk nakome-

lin­gen.

6. Josephus Lambertus Bronsgeest, geb. Leiden 9-6-1935, gehuwd, mogelijk nakomelingen.


XIIId Abraham Floris Bronsgeest, geb. Leiden 9-6-1903, overl. ald. 30-5-1990, chauffeur, tuinman, metaalbewerker, tr. ald. 23-2-1927 Johanna Klein, geb. ald. 14-11-1906, dr. van Johannes Klein en Johanna de Graaf.

Uit dit huwelijk:

1. Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 9-7-1927, gehuwd, mogelijk nakomelingen.

2. Christina Johanna Bronsgeest, geb. Leiden 30-7-1930, gehuwd.

3. Geertrui Bronsgeest, geb. Leiden 27-11-1938, gehuwd.

4. Johannes Abraham Bronsgeest, geb. Leiden 28-1-1947, op 19-5-1969 overgeschreven naar Hengelo (Ov.)


XIIIe Adrianus Bronsgeest, geb. Leiden 15-4-1906, boekbinder, overl. Alphen a/d Rijn 18-4-1994, tr. Leiden 24-4-1935 Everdina Blok.

Uit dit huwelijk:

1. Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 31-1-1936, gehuwd, mogelijk nakome-

lin­gen.

2. Willem Bronsgeest, geb. Leiden 22-4-1940, op 7-4-1972 uit A. a/d R. overge­schreven naar Leiden.


XIIIf Matthijs Bronsgeest, geb. Leiden 12-8-1909, overl. ald. 2-4-1994,

afd. chef dekenfabriek, tr. ald. 21-9-1938 Cornelia van Wageningen, geb. ald. 14-2-1915, overl. Leiderdorp 21-11-1984.

Uit dit huwelijk:

1. Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 10-5-1940, gehuwd, mogelijk nakome-

lin­gen.

2. Johanna Amelia Bronsgeest, geb. Leiden 16-8-1942, gehuwd.

3. Geertrui Bronsgeest, geb. Leiden 20-6-1946, gehuwd.


XIIIg Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 28-7-1884, schilder, overl. ald. 11-3-1957, tr. ald. 17-7-1907 Klaske van der Meulen, geb. Leeuwarden 20-2-1884, overl. Leiden 27-10-1958, dr. van Rintje Jans van der Meulen en Elske Riegel.

Uit dit huwelijk:

1. Johannes Volgt XIVa

2. Rintje Jans Jacobus Volgt XIVb 3. Rebecca Klaske Jacoba Bronsgeest, geb. Leiden 26-10-1912,

kleuterleidster, ongeh. overl. Leiden 15-4-1974

4. Jitse Cornelis Jacobus, geb. Leiden 27-8-1918, Volgt XIVc

5. Jacobus Volgt XIVd


XIIIh Johannes Bronsgeest, geb. Leiden 9-6-1891, tr. ald. 30-8-1916 Johanna Magdalena Wallaard, geb. Leiden 26-3-1885, dr. van Andries Petrus Wallaard en Catharina Constantia Wilhelmina van Leeuwen. Hieruit nakome­ling(en), v.w. zeker: 1. Andries Petrus Volgt XIVe


XIIIi Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 17-10-1899, glazenmaker, overl. ald. 3-5-1953, tr. ald. 18-1-1922 Amanda Lowitsch, geb. Stockum (D) 21-6-1903, overl. Leiden 2-6-1973.

Uit dit huwelijk:

1. Johanna Bronsgeest, geb. Leiden 28-2-1923, gehuwd.

2. Franz Bronsgeest, geb. Leiden 11-2-1926, gehuwd, mogelijk nakomelingen. 3. Jacobus Brons­geest, geb. Leiden 13-10-1933.


XIIIj Benjamin Ahman Bronsgeest, geb. Leiden 4-7-1908, grof­smid, schil­der, overl. ald. 8-4-1974, tr. ald. 1-10-1941 Johanna van Tongeren, geb. ald. 22-5-1906, dr. van Abraham van Tongeren en Teuntje Hendrica Slijkhuis.

Uit dit huwelijk:

1. Benjamin Ahman Bronsgeest, geb. Leiden 15-9-1943, gehuwd, nakomelingen.

2. Johanna Diderita Bronsgeest, geb. Leiden 27-11-1947, gehuwd.


XIVa Johannes Bronsgeest, geb. Leiden 8-4-1908, overl. Heemstede 3-2-1981, NH predikant, tr. Delft 21-6-1933 Margaretha den Hengst, geb. Delft 28-8-1907, overl. Heemstede 24-12-1978, dr. van Pieter den Hengst en Roelfina Munneke.

Uit dit huwelijk:

1. Klaske Jacoba Margaretha Bronsgeest, geb. Giessendam 9-1-1935, gehuwd. 2. Roelfina Johanna Bronsgeest, geb. Velsen 19-7-1936, gehuwd.

3. Margaretha Theodora Bronsgeest, geb. Velsen 28-2-1939, gehuwd.

4. Jacobus Johannes Winston Victor Bronsgeest, geb. Velsen 24-4-1946, gehuwd, mogelijk nakomelingen.


XIVb Rintje Jans Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 15-3-1910, overl. Den Haag 24-3-1988, classicus, tr. Den Haag 3-11-1943 Johanna Elisabeth Geertruida Moolhuy­zen, geb. Weesp 24-1-1916, overl. Leiden 9-10-1982.

Uit dit huwelijk:

1. Wendela Klaske Anita Bronsgeest, geb. Leiden 18-12-1944, gehuwd, overl. ald. 1-12-1994.

2. Herman Felix Rintjes, geb. Hardenberg (Ov.) 10-8-1951, gehuwd, nakome-

lin­gen.

3. Monica Helvia Elisabeth Bronsgeest, geb. Leeuwarden 1-5-1953, gehuwd.


XIVc Jitse Cornelis Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 27-8-1918, overl. Smilde 24- 6-2000, tr. 1) Leiden 17-7-1947 Hendrika Cornelia Jacoba Gerritsen, geb. Den Haag 5-5-1921, overl. Nieuwkoop 10-4-1983, 2) Smilde 1-9-1984 Margaretha Hillegonda Dikboom, geb. 28-7-1935.

Uit het eerste huwelijk:

1. Jacoba Klaske Hendrika Bronsgeest, geb. Maasbracht 4-4-1948, tr. 5-7-1971 Robert Cornelis van Loo, geb. Den Helder 4-12-1949.

2. Klaske Rebecca Gezina Bronsgeest, geb. Maasbracht 28-11-1949, tr. 7-12-1977 Johannes Theodorus Minneboo, geb. Amsterdam 1-8-1947, overl. Hoorn 19- 3-2000.

3. Jacobus Hendricus Jitse, geb. Smilde 25-1-1954, overl. ald. 25 of 26-10- 1956

4. Elske Maria Theodora Bronsgeest, geb. Smilde 16-11-1957, tr. 16-11-1994 Johannes Anthonius Boshoven, geb. Wageningen 7-2-1958.

5. Jacobus Augustinus Jitse Bronsgeest, geb. Haarlemmermeer 10-3-1960.


XIVd Jacobus Bronsgeest, geb. Leiden 13-7-1922, NH predikant, overl. ald. 4-1-1973, tr. ald. 20-5-1954 Alida Jacoba Verschoor, geb. ald. 10-11-1920.

Uit dit huwelijk:

1. Lida Jacoba, geb. Den Haag 28-8-1955

2. Jacobus, geb. Kruiningen 18-8-1960

3. Wouter Franciscus, geb. Kruiningen 28-8-1962


XIVe Andries Petrus Bronsgeest, geb. Leiden 23-6-1917, overl. ald.

13-12-1989, reclametekenaar, tr. ald. 25-9-1945 Jacoba Lolkes de Beer, geb. ald. 17-3-1923.

Uit dit huwelijk:

1. Olga Marianne Bronsgeest, geb. Leiden 26-12-1946, gehuwd.

2. Johanna Christina Bronsgeest, geb. Leiden 31-5-1948, gehuwd.

3. Sjoerd Bronsgeest, geb. Leiden 24-9-1950. op 15-8-1973 overgeschre­ven naar Den Haag.



--------


TAK BRONDGEEST, ROTTERDAM / AMSTERDAM / DEN HAAG



Vd Jan van Brontgeest, ged. Delft OK 14-3-1640, begr. Rotter­dam 29-9-1671, otr. Rotterdam 16-4-1662 (tr. Kralingen 30-4) Neeltgen Ariens Boers.

Uit dit huwelijk:

1. Johannes Volgt VIb

2. Arien, Rem. ged. 31-10-1666.

3. Jannetie, ged. 16-9-1670 (get. Lodewijck, Magheltje en Catalyn­thie Brontgeest.)

VIb Johannes Brondgeest, Rem. ged. Rotterdam 9-10-1664 (get. Urbanus van Brontgeest, Jannetie Jans en Trijntie Cornelis), begr. ald. 14-9-1720, onderwij­zer, tr. (NG) ald. 26-7-1695 Margrita van Sprankhuysen, ged. Delft 20-9-1667, dr. van Joris Maertensz van Spranchuysen en Fytje Jans van der Maes.

Uit dit huwelijk (Rotterdam):

1. Johannis Volgt VIIb

2. Joris, ged. 2-3-1698

3. Sofia Brondgeest, ged. 11-5-1700, tr. Rotterdam 14-4-1737 Theunis van der Laan, ged. ald. 29-8-1713, begr. ald. 6-3-1784, zn. van Jan Jooste van der Laan en Jannetie Teunis.

4. Martinus Volgt VIIc

5. Joris, ged. 16-3-1704, begr. 15-1-1725

6. Margrieta Brondgeest, ged. 28-11-1706, overl. Rotterdam 14-6-1758, tr. ald. 17-11-1739 Nicolaas van Vorde.

7. Abraham, ged. 30-8-1709, begr. 9-10-1709.

Op 10 augustus 1716 ontvangt Jan Brondgeest f. 29:18:- over 3 maanden kost en schoolgeld t.b.v. de minderjarige Pieter Stoop, verschenen 1 augustus, en op 9 november van dat jaar ontvangt hij nogmaals f. 30:3:- voor 3 maanden kost en schoolgeld voor dezelfde Pieter Stoop, verschenen 1 november. Vervolgens ontvangt hij op 5 april en nogmaals op 27 juni 1719 f. 16,- voor telkens 3 maanden onderwijs aan Juffr. Aletta van Vogelesang en Pieter Keyzer (36).


VIIb Johannes Brondgeest, ged. 15-1-1696, begr. Rotterdam 30-12-1718, tr. ald. 27-4-1717 Jakoba van Beusekom (zij tr. 2) voor 17-8-1722 Hendrik van Elsbroek), ged. Rotterdam 10-4-1695, begr. Rotterdam 26-5-1724, dr. van Dirck Tonisse van Beusekom en Hillegond Havelaer.

Uit dit huwelijk (Rotterdam):

1. Margrieta, ged. 17-3-1718, begr. Rotterdam 26-11-1718

2. Hillegond Brondgeest, ged. 3-8-1719 (N.B. posthuum), ongeh. overl./begr.

30-12-1782/4-1-1783

Johannes en Jakoba testeren op 1 december 1718 voor notaris Willem Boon. Johannes bepaalt, dat zijn ouders recht hebben op hun legitieme portie, indien hij sterft zonder kinderen na te laten (37). Hij is kort voor het einde van de maand overleden, toen Jakoba zwanger was, maar dat waarschijnlijk nog niet wist. Enige jaren na het overlij­den van haar man hertrouwt Jakoba. In het naar aanleiding van haar tweede huwelijk opgemaakte testament (38), geda­teerd 17 augustus 1722, prelegateert zij aan Hillegond, haar 'voorkind bij haar overle­den man Johannes Brond­geest' een 'goudgranaate ket­ting'. Hillegond en de eventuele kinderen uit haar tweede huwelijk zijn samen voor gelijke delen gerechtigd tot de t.z.t. na te laten erfenis. Hillegond overlijdt, ongehuwd, op 30 december 1782. In haar bezit was nog steeds de 'goudgranaate ketting'. Na verkoop van haar bezittingen (de inventaris (39) besloeg 43 pagina's) blijft, na aftrek van de kosten van begrafe­nis, een aantal legaten, etc., een bedrag over van f. 3041:5:-, te verdelen door haar vier erfgenamen, nl. twee nagelaten kinderen van haar overleden achterneef Abraham de Mooy (een zoon van haar eveneens overleden neef Dirk), haar halfbroer Hendrik Elsbroek en ene Magdalena Bruyning (40), mogelijk een huisgenote.


VIIc Martinus Brondgeest, ged. Rotterdam 29-10-1702, 'schrijfmeester'(?), overl. ald. 23-10-1784, begr. ald. 28-10-1784, tr. ald. 28-6-1722 Grietje La Croix, ged. ald. 11-6-1699, dr. van Jacob de la Croix en Neeltje van Koperen.

Uit dit huwelijk (Rotterdam):

1. Johannis, ged. 13-7-1723, begr. 10-8-1723

2. Joseph, ged. 22-7-1725, begr. 7-8-1725

3. Margrieta Brondgeest, ged. 25-3-1727, overl. 23-5-1802, tr. ald.

13-11-1757 Willem Maarsman, ged. ald. 15-1-1728, overl./beg r. ald.

17/21-7-1791, zn. van Jan Maarsman en Anna Klaesse Nieu­veen.

4. Neeltje Brondgeest, ged. 13-7-1730, ongeh. overl. 3-5-1808

5. Johannes Volgt VIIIe 6. Joseph Volgt VIIIf

7. Martinis, ged. 11-7-1737, begr. 3-8-1737

8. Johanna, ged. 22-2-1739, begr. 3-5-1740

9. Johanna Brondgeest, ged. 29-6-1741, ongeh. overl. 12-8-1815

Op 2 juni 1771 ontvangt 'de schrijfmeester Brondgeest' f. 18:12:- voor 3 maanden onderwijs aan een minderjarige (41). De klapper op het Oud Notarieel Archief sugge­reert (met een vraagteken) dat het hier Martinus betreft. Hiervoor is echter geen hard bewijs. Martinus bezat een aantal huizen, waarvan overigens tenminste één het erfdeel was van zijn vrouw vanwege haar moeder Neeltje van Koperen. Martinus Brondgeest testeert op 31 juli 1778 (42). Zijn vrouw is dan al overle­den, en drie dochters en twee zonen zijn erfgenamen. De twee dochters Neeltje en Johanna, die kenne­lijk samenwoonden en ongehuwd waren (en dat ook zijn geble­ven), erven samen drie woningen (twee aan de Lombart­straat, een op de Binnen­weg), alsmede de inboedel van hun vaders woonhuis, de sieraden, het kasgeld, en alle goud- en zilverwerk van hun vader. De revenuen van het woonhuis aan de Hoog­straat gaan naar de drie andere kinde­ren, met de conditie dat het huis niet eerder dan 19 jaar na de dood van de erflater mag worden verkocht. Verder worden de huurpen­ningen telkens voor één of enkele gespecifi­ceerde jaren aan een van de erfgena­men toegewezen, met als verdeelsleu­tel dat Johannes en Margaretha elk 7 jaar zouden profiteren, en Joseph 5 jaar.


VIIIe Johannes Brondgeest, ged. Rotterdam 5-10-1732, poorter van Amsterdam

3-4-1772, koopman, makelaar, begr. Amsterdam 23-1-1809, otr. ald. 19-4-1771 Agatha Nagtglas, ged. ald. 14-7-1747, overl. ald. 12-3-1812, dr. van Gerardus Nagtglas en Cecilia Bosch.

Uit dit huwelijk, in Amsterdam geboren:

1. Martinus Gerardus Volgt IXc

2. Johannes, Volgt IXd

3. Gerrit Brondgeest, ged. 7-2-1777, makelaar, poorter Amsterdam 4-1-1805,

ongeh. overl. ald. 27-11-1838.

4. Cornelis Martinus, ged. 2-4-1779, begr. 27-7-1808.

5. Agatha, ged. 6-2-1782, begr. 10-1-1798

6. Albertus Volgt IXe

De akte waarin Martinus Brondgeest 'na rijp beraad' toestemming geeft voor het huwelijk van zijn zoon Johannes is in Rotterdam bewaard gebleven (44). In het Oud-Notarieel Archief van Amsterdam is Johannes' naam in een tweetal akten gevonden. Op 30 septem­ber 1795 verklaart Jan Jacob Brands voor Notaris Harmsen ontvangen te hebben van Gerardus de Waal en Johannes Brondgeest, executeurs van het testament van Jan Deknatel, een schilde­rij van het stadhuis en de nieuwe kerk, en één van een studeerkamer, beide van de hand van Jan van der Heyden, en een glazen brand­spuit. (Wellicht een model ? Zoals bekend was Jan van der Heyden behalve schilder ook de uitvinder van de brandspuit). Op 3 oktober 1802 geven Pieter de Clercq Ja­cobsz., Jan Jacob Brants en Johannes Brondgeest, executeurs van het testament van Isaac de Neufville van der Hoop, blanco procuratie om 3000 dollars aan 6 % obliga­ties op naam van de overledene te verkopen en te transpor­teren. Ook in de Rotterdamse en Haagse archieven komt Johannes Brondgeests naam 'in functie' herhaaldelijk voor. Hij was een onderne­mend man. Al in 1808 is er in een Haagse akte (45) sprake van een makelaarsfir­ma Brond­geest & Zn. Drie van zijn zonen waren in het bedrijf werkzaam, en een zoon en een kleinzoon waren, vermoedelijk eveneens voor de firma, actief in het buiten­land.


VIIIf Joseph Brondgeest, ged. Rotterdam 20-1-1735, overl. ald. 15-12-1790, tr. 1) Zuidland 23-4-1769 (otr. Rotterdam 9-4) Jacoba Maria Jellico, van Bergen-op-Zoom, begr. Rotterdam (met kind) 14-5-1770, 2) ald. 13-5-1772 Barbara Kockers (zij tr. 2) Den Haag 2-9-1795 Cornelis Cramer, procureur bij het Hooggerechts­hof), ged. Rotter­dam 10-2-1752, dr. van Johannes Cokkers en Barbara Hop.

Uit het tweede huwelijk (Rotterdam):

1. Martinis Joseph Volgt IXf

2. Barbara Jodoca, ged. 12-6-1777, begr. 3-1-1785

3. Johannis Wesselis, ged. 15-8-1782, begr. 21-1-1783

4. Margarita Agatha Brondgeest, ged. 12-3-1784 (geb. 8-3), overl. Den Haag 28-5-1853, tr. Den Haag 26-10-1800 Theodorus Clootwijck van Dockum, geb. Driel 17-11-1774, 1e klerk bij het Commissariaat van de Franse troepen in dienst van de Bataafsche Republiek te 's-Graven­- hage, overl. tussen 1807 en 1817, zn. van Dirck van Dockum en Jacoba Cathari­na van Clootwijck (46).


IXc Martinus Gerardus Brondgeest, ged. Amsterdam 3-7-1772, commies-griffier

bij het Hooggerechtshof, overl. Den Haag 5-1-1848, tr. ald. 20-2-1833 Pauline Brunet de Rochebrune, geb. Breda 18-6-1797, overl. Utrecht 3-12-1865, dr. van Charles Louis Brunet de Rochebrune en Eleonora Gabrielle Joanna Seyna baronesse van Dopff.

Uit dit huwelijk, in Den Haag geboren:

1. Jan Willem Brondgeest, geb. 21-2-1834, Mr. in de rechten, ongeh. overl. Godesberg (D) 7-12-1886 (overschrijving overlijdensbericht in Utrecht).

2. Paulus Quirin Volgt Xb

3. Agatha Eleonora Brondgeest, geb. 28-8-1836, overl. Almen 29-1-1905 (47), tr. Utrecht 7-4-1859 Mr. Willem Louis Frederik Christiaan ridder van Rappard, geb. Zutphen 17-12-1834, kantonrech­ter te Apeldoorn, overl. ald. 5-10-1885, zn. van Johan Abraham Anne Christi­aan ridder van Rappard en Isabella Sophia van Löben Sels (48).


IXd Johannes Brondgeest, ged. 2-10-1774, makelaar, overl. 5-7-1827 te Monkhamlane buiten Londen (43), tr. City of London, St. Botolph without Bishops­gate 15-12-1805 Frances Mary Bates Bagley.

Uit dit huwelijk:

John Thomas Volgt Xc

Op dit huwelijk ben ik attent gemaakt door de heer W.R.C. van der Meer (jr.) te Den Haag, die mij de desbetreffende gegevens uit eigen niet gepubliceerd onderzoek ter beschikking stelde. Het vermoeden bestaat, dat Frances Mary Bates Bagley en Susanna Bagley, de echtgenote van Martinus Joseph Brondgeest (XIf), naaste familieleden waren, mogelijk zusters. Het was mij bekend, dat het Dossier Brondgeest (CBG) oude corres­pondentie (vanaf 1950) bevat tussen Lt.-Col. N.A.V. Nicholson en het CBG, waarin N. ophelde­ring vraagt over een voorva­der, een zekere John Thomas Brond­geist. Familieover­levering stelde: 'dat deze J.T.B. een zoon was van John (Johannes) Brondgeist en een 'Irishwoman' Bagnall of Begley, en geboren was in Amster­dam op 4 augustus 1809. Hij was al jong wees geworden en opgevoed door twee vrijgezelle ooms, rechters in Amster­dam. Als jongeman was hij naar Canada gegaan, en had daar een gezin gesticht'. De opheldering kon door het CBG binnen de gegeven middelen niet worden verschaft en het Bureau kon niet veel anders dan de familie­over­levering groten­deels accepte­ren, met de aanteke­ning dat John Thomas in elk geval niet in Amsterdam geboren was, maar waar­schijnlijk in Engeland. John Brondgeist werd op basis van de overleve­ring vereenzelvigd met Johannes Brond­geest, VIIIe-2, die in Engeland stierf in 1827. De informatie van de heer Van der Meer toont aan, dat dit juist was. De 'twee vrijgezelle ooms, rechters in Amsterdam' waren kennelijk Johannes' broers Martinus Gerardus (VIIIe-1) en Gerrit (VIIIe-3). De eerste trouwde zeer laat en had inderdaad met de rechter­lij­ke macht te maken. De tweede bleef ongetrouwd en was makelaar en firmant in de Fa. Brondgeest & Zn. Het lijkt niet onmogelijk dat John Thomas in principe zou worden opgeleid voor de opvol­ging in de familiefirma van makelaars. Hij was op dat moment de enige in aanmerking komende jongen van de derde generatie: Alberts zoon Johannes Alber­tus (IXe-2), de volgende candi­daat die uiteinde­lijk de firma zou voortzet­ten, werd pas in 1830 geboren, diens broer Albertus Karel (IXe-5) pas in 1834. Joseph John Brondgeest (IXf-1) had inmid­dels voor een ambtelijke carrière gekozen. Wat de reden was van John Thomas' vertrek naar Canada, blijft duister. Blijkens de informatie verschaft door Lt.-Col. Nicholson in het dossier-Brondgeest had John Thomas geen overlevende zoons.


IXe Albertus Brondgeest, ged. Amsterdam 8-12-1786, makelaar, (amateur-) kunstschilder, ridder Ned. Leeuw (43), overl. ald. 30-7-1849, tr. ald. 8-8-1828 Anna Barbara Ratelband, ELu ged. ald. 23-8-1808, overl. Arnhem 2-10-1894 (43), dr. van Johannes Ratelband en Anna Hermina Kercksick.

Uit dit huwelijk, in Amsterdam geboren:

1. Agatha Gerardina Brondgeest, geb. 12-5-1829, overl. Lochem 22-10-1910, tr. Amsterdam 4-3-1852 Jonathan Chaplin, ged. Exeter 10-5-1825, zn. van John Chaplin en Mary Ann Worthy. In feb. 1853 vertrok het paar naar Engeland (BR Amsterdam).

2. Johannes Albertus Brondgeest, geb. 12-3-1830, makelaar, overl. Parijs 25-4-1862 (43), tr. Parijs Cathérine Victorine du Theil (of Dutheil), uit welk huwelijk:

Marie Eugénie Anna, geb. 8-2-1859, overl. 6-3-1862 (43).

3. Geertruida Brondgeest, geb. 6-6-1831, overl. sept. 1870 (43), tr. Amsterdam 9-10-1851 Adriaan Santber­gen, Rijksontvanger, geb. Haarlem 30-5-1819, overl. Amsterdam 27-12-1856, zn. van Willem Jan Santber-­ gen, griffier van de Arrondis­se­ments­rechtbank te Haarlem, en Geertruy de Waal Male­fijt.

4. Charlotte Christine, geb. 30-8-1833, overl. Amsterdam 14-9-1837

5. Albertus Karel Volgt Xd

6. Anna Hermina Brondgeest, geb. 22-6-1837, tr. Amsterdam 23-7-1857 Hendrik van Leeuwen, koopman, geb. Zaltbommel 11-6-1809, zn. van Isac Joseph van Leeuwen en Elisabeth Marcus.

7. Pieter, geb. 4-11-1838, overl. Amsterdam 5-3-1855

Albert was makelaar en commissio­nair. In 1823 kocht hij, vermoedelijk in opdracht van koningin Anna Paulowna of haar man koning Willem II, het schilderij 'Portret van Nicolaes Ruts' uit 1631 van de hand van Rembrandt (49). Het schilde­rij bevindt zich nu in de Frick Collection in de Verenigde Staten. Albert schilderde zelf ook op meer dan amateuristisch niveau, en in Teylers Museum in Haarlem kan men twee van zijn werken bewonde­ren. Eén van deze schilderijen, 'Het IJ voor Amsterdam bij winter', is door het museum in 1832 aangekocht op een veiling in Amsterdam voor fl. 400,-, een voor die tijd niet onaanzienlijke som. Van het tweede werk, 'Landschap bij Gilde­haus', is de herkomst niet geheel duidelijk. Mogelijk is het in 1832 aangekocht als pendant van het vorige stuk, maar het is ook niet onwaarschijnlijk dat het door de schilder in 1828 aan het museum is geschonken. Er bestaat nl. een archiefstuk (Teyler Archief TA 1736) (50), dat luidt: '22.2.1828/­7.3.1828...De Heer A. Brond­geest geeft een door hem geschilderd schilderij ten geschenke. Als tegenpresta­tie geven Directeuren hem een gouden snuifdoos ter waarde van fl. 300,-. Hij betuigt zijn dank hiervoor'. Dat Albert Brondgeest als makelaar in aanzien stond, blijkt ook anders­zins. Blijkens een advertentie in de Amster­damsche Courant van 28 mei 1828 organiseer­de hij samen met zijn collega's J. de Vries, E.M. Engel­berts en C.F. Roos op 4 augustus van dat jaar een veiling, waarop o.a. twee werken van Rembrandt onder de hamer kwamen, het niet nader omschreven 'wijdvermaarde kapitale Historiestuk' uit het bezit van het Chirur­gijnsweduwen­fonds, en de Anatomische Les van Prof. Nicolaas Tulp. Als privéper­soon was hij lid van de Raad van Beheer van 's Rijks Verzame­ling van Schilderij­en en Prenten (het latere Rijksmu­seum). Hij kocht op 29 december 1835 voor f. 15.000,- het huis Heeren­gracht 573 (51), liet het achter­huis afbreken, en woonde tot zijn dood in het pand. Zijn weduwe bleef erin wonen, maar bij de boedel­scheiding van 3 juli 1850 kwam het eigendom aan de kinderen. Al op 1 december 1851 werd het door Adriaan Santbergen, de echtgenoot van Geertrui Brondgeest, mede namens haar minder­jarige broers en zusters, geveild voor f. 26.000,-. Anna Barbara Ratelband had op 31 juli 1849, de dag na het overlijden van haar man, haar toen nog minderjarige zoon Johannes Albertus Brondgeest handlichting verleend, om o.a. veilingen van schilde­rijen te kunnen organiseren (43) en zo het bedrijf van de familie te kunnen voortzetten. De vroege dood van Johannes Albertus in 1862 zal het einde van de actieve deelname van de familie in de makelaarsfirma Brondgeest & Zn hebben betekend. Zie ook de tekst bij Martinus Joseph, IXf. Alberts weduwe verhuis­de in 1863 naar Haarlem.


IXf Martinus Joseph Brondgeest, ged. Rotterdam 17-10-1773, boekhouder,

overl. Den Haag 12-7-1825, tr. 1) Engeland (Londen ?) Susanna Bagley, geb. Londen 1782/3, overl. Den Haag 14-6-1819, dr. van Abraham Bagley en .... Beets (Bates ?) 2) ald. 12-5-1824 Cornelia Gerardina Weedepool, RK ged. ald. 8-4-1801, overl. ald. 5-11-1864, dr. van Joannes Weedepool en Maria Cornelia Alans.

Uit het eerste huwe­lijk:

1. Joseph John Volgt Xe

2. Mary Frances Margaret Brondgeest, ged. Den Haag Engelse kerk 19-7-1807, overl. Den Haag 31-12-1879, tr. ald. 26-2-1840 Gilion Bernard, ged. ald. 14-11-1804, schoenmaker, overl. ald. 28-4-1860, zn. van Johannes Bernard en Louisa Kimmel.

Voorechtelijke kinderen:

a. Johanna Barbara Susanna Brondgeest, later Bernard, geb. Den Haag

28-9-1833, overl. ald. 8-4-1842.

b. Gilion Louis Brondgeest, geb. ald. 1-10-1838, overl. ald. 27-12-1838 3. Theodora Sophia, geb. Engeland (?) ca. 1809, overl. Den Haag 7-8-1814

4. Susanna Barbara Brondgeest, geb. Amsterdam 20-2-1812, overl. Den Haag 28-12-1858

5. Martinus Abraham Brondgeest, geb. Den Haag 23-12-1815, overl. Hellevoet­sluis 20-9-1827 als scheepsjongen a/b Z.M. Wachtschip Euridi­ce.

6. George Volgt Xf

Uit het tweede huwelijk:

7. Cornelia Gerardina Maria Brondgeest, geb. Den Haag 5-8-1824, overl. ald. 23-12-1904, tr. ald. 16-8-1848 Jacobus van den Hoogenband, geb. ald. ald. 15-7-1820, bloemist, overl. ald. 20-5-1895, zn. van Jacobus van den Hoogenband en Wilhel­mina Klinken­berg.

Blijkens akten in het Haags Oud-Notarieel Archief was Martinus Joseph Brondgeest in april 1794 nog in Rotterdam, maar verbleef hij in augustus 1795 in Londen, waar hij was 'geëngageerd bij een aanzienlijk comptoir van negotie'. In 1806 was hij weer terug in Holland. Later is hij waar­schijnlijk nog weer in Engeland teruggeweest. Ook heeft hij enige tijd in Amsterdam gewoond. Mogelijk was hij betrokken bij het familiebe­drijf van zijn Amsterdamse oom Johannes (VIIIe) en diens zonen.


Xb Paulus Quirin Brondgeest, geb. Den Haag 2-4-1835, arts, gemeenteraads­lid en lector a/d Hoogeschool van Utrecht, ridder Ned. Leeuw (1903) overl. ald. 15-12-1904, tr. ald. 17-9-1863 Cornelia Mulder, geb. ald. 6-7-1835, overl. ald.

22-12-1923, dr. van Jan Andries Mulder en Anna Bernardina Christina Trompert.

Uit dit huwelijk:

1. Pauline Eleonore Brondgeest, geb. Utrecht 18-7-1864.

Zij leefde blijkens aantekening in familiedossier Brondgeest (CBG) nog in 1904. Haar overlijden is niet in Utrecht gevonden.

2. Anna Maria Agatha, geb. Utrecht 15-2-1866, overl. ald. 26-7-1866

3. Cornelia Quirina, geb. Utrecht 16-3-1868, overl. ald. 17-10-1870 4. Martinus Gerardus Brondgeest, geb. Utrec ht 29-11-1869, Mr. in de Rechten, ongeh. overl. ald. 30-1-1945.

5. Agatha Quirina Brondgeest, geb. Utrecht 16-7-1873, overl. ald.

17-5-1956, tr. ald. 31-7-1902 (scheiding 24-6-1926) Marinus M. Ritsema van Eck, geb. Rotterdam 3-4-1880.

Paul Brondgeest was een zeer gewaardeerd assistent van de beroemde oogarts Donders, en heeft een tot 1965 algemeen gebruikt ‘lenskussen’ ontworpen voor de registratie van adembewegingen. Pas in 1965 kwamen modernere (i.c. electronische) middelen ter beschikking. (‘Van Stevin tot Lorentz’ (red. A.J. Kox), p. 148. Uitg. Bert Bakker 1990, ISBN 90 351 0886 8).

Xc John Thomas Brondgeest, geb. Londen 4-8-1809, overl. Toronto 13-12-1860,

tr. Toronto 1833 Emmeline Waite. Uit dit huwelijk nakomelingen, echter geen overlevende zoons.


Xd Albertus Karel Brondgeest, geb. Amsterdam 31-8-1834, overl. Breda

7-4-1894, Cavalerie-officier N.I. Leger, later chef fa. B. van Leeuwen & Co. te Soerabaja, tr. Soerabaja 21-9-1859 (later scheiding) Ida Gustavi­na Lydia Burge­meestre (52), geb. Bandjer­masin 5-12-1842, dr. van Diederik Christi­aan Burge­mees­tre en Johanna Rosina Carolina Knops.

Uit dit huwelijk:

1. Albertus Brondgeest, geb. Cheribon 30-10-1860, kantoorbediende, tr. Lida Trapp (BR Amsterdam), geb. Atlantic (Iowa) 29-12-1862.

Het paar vestigt zich in 1888 in Amsterdam, komende uit New York. Albertus was daarheen op 12-6-1880 vertrokken vanuit Rotterdam per ss. Pieter Caland (53). Aangezien van hen verder elk spoor ontbreekt, en er ook geen kinderen van hen zijn gevonden, is het niet uitgesloten dat zij naar de VS zijn teruggekeerd.

2. Carolina, geb. Cheribon 17-11-1862.

3. Johannes Albertus, geb. Cheribon 20-6-1864.

4. Diederik Hendrik Volgt XId

5. Anna Barbara Brondgeest, geb. Amsterdam 6-7-1868, overl. Brussel

16-8-1914, tr. Utrecht 12-10-1893 Christiaan Jacobus van Walchren, geb. Amersfoort 10-7-1863, burgemeester van Kortenhoef, overl. Heemstede 16-4-1918, zn. van Simon Johannes Antony van Walchren en Henriëtte Wilhelmine Cornelie Adelaïde Scholten van Oud-Haarlem (54).

6. Ida Brondgeest, geb. Batavia 26-4-1870, tr. Breda 8-2-1894 (schei­ding

8-6-1899) Christiaan M.A. Quack, geb. Nijmegen 30-3-1869, res. Lt.-Kol. Inf., zn. van Godfried Anton Quack en Johanna Catalina Elisa­beth

Buurman (55).

7. Daniël Pieter Brondgeest, geb. Batavia 28-6-1872 (52), overl. Den Haag 17-5-1937, tr. Arnhem 5-4-1901 Anna Louise Schönem­ann, geb. Berlijn-Steglitz 11-7-1875, overl. Den Haag 5-10-1966, dr. van Karl Ludwig Heinrich Schönemann en Anna Louise Eckhardt. Uit dit huwelijk geen kinderen.

In de jaren 80 van de negentiende eeuw woonde Daniël Pieter Brondgeest bij Anna Barbara Ratelband, zijn grootmoeder (BR Haarlem). Hoewel zijn ouders in de Indische Fiches niet worden vermeld, blijkt de bovengegeven relatie uit zijn overlijdensakte.


Xe Joseph John Brondgeest, geb. Londen ca. 1799, commies Dept. v. Justitie,

overl. Den Haag 5-12-1874, tr. ald. 1) 2-7-1823 Elisabeth C. Bangert, ELu ged. ald. 7-12-1806, overl. ald. 17-5-1832, dr. van Johan Christoff Bangert en Maria Catharina Groen, 2) 19-6-1833 Cornelia van Gogh, ged. ald. 26-8-1810, overl. ald. 22-9-1878, dr. van Adrianus van Gogh en Adriana van der Nolk.

Uit het eerste huwelijk:

1. Johannes Martinus Gerardus Volgt XIe

2. Sophia Louiza, geb. Den Haag 5-8-1825, ongeh. overl. ald. 26-7-1864

  1. Elisabeth Susanna, geb. Den Haag 11-4-1827, overl. niet gev., tr. Den Haag 23-10-1867 Paulus Cornelis Johannes de Peypers, geb. ald. 18-7-1819, winkelier, overl. niet gev., z.v. Pieter de Peypers en Maria Eva Havenaar.

  2. Maria Henriette, geb. Den Haag 12-8-1830, overl. ald. 7-4-1831

Uit het tweede huwelijk:

5. Adrianus Joseph Volgt XIf

6. Martinus Volgt XIg

7. Joseph Jan Brondgeest, geb. Rijswijk 30-6-1838, overl. op 14-4-1873 als 1e Lt. der Infanterie door vermoeienis bij de 1e bestorming van Missigit (Atjeh, N.O.-Indië) (56).

8. Susanna Cornelia Brondgeest, geb. Rijswijk 11-7-1840, overl. Den Haag 3-1-1897, tr. ald. 18-11-1868 Pieter Bausch, geb. ald. 18-4-1825, heel- en vroed­meester, overl. ald. 13-5-1900, wedr. van Jacoba Frederika Bausch, zn. van Johannes Christoffel Bausch en Ida van der Zwan.

9. Cornelis Hendrik, geb. Rijswijk 29-10-1841, overl. Den Haag 15-10-1853

10. Franciscus Bastianus, geb. Rijswijk 30-9-1843, overl. Den Haag 17-10-1853

11. Hendrik Lodewijk, geb. Den Haag 17-9-1850, overl. ald. 6-3-1871

Xf George Brondgeest, geb. Den Haag 18-12-1817, overl. Utrecht 13-4-1857, huisonderwijzer, tr. Utrecht 4-6-1851 Catharina Jacoba Cornelia Kock, geb. Leiden 12-12-1825, overl. Utrecht 5-1-1905, dr. van Johannes Gabriël Franciscus Kock en Adriana Maria Proot.

Uit dit huwelijk:

1. Johannes Adrianus Josephus Volgt XIh

2. Johannes Paulus Theodorus Josephus Volgt XIi

3. Anna Catharina Maria, geb. Utrecht 18-1-1856

4. George, geb. Utrecht 11-9-1857, kok

George Brondgeest (jr.) werd op 23-2-1875 in Amsterdam ingeschreven, komende uit Den Haag. Hij werd opnieuw ingeschreven in januari 1890, en vertrok 1-4-1892 weer naar Den Haag. Zeer waarschijnlijk was hij ongehuwd.


XId Diederik Hendrik (Henri) Brondgeest, geb. Cheribon 16-10-1865, overl. Weltevreden 19-6-1928, officier der Huzaren (57), later toneelspeler, tr. 1) Amster­dam 9-4-1891 (schei­ding 2-9-1898) Theodora Antonia Louisa Cornelia Bouwmeester, geb. Zutphen 19-4-1850, overl. Amsterdam 18-4-1939, dr. van Louisa Fransina Maria Bouwmees­ter 2) Rotterdam 8-6-1899 (scheiding 27-12-1907) Sophie de Vries, geb. Rotterdam (Delfs­ha­ven) 26-3-1873, dr. van Louis Moor en Sophie de Vries Sr. (58), 3) Amsterdam 13-6-1918 (scheiding Den Haag 3-4-1923) Neeltje Bakker, geb. Terschelling, d.v. Albert Bakker en Antje van der Kley, 4) Rotterdam 1-11-1923 Catharina C.J. Wernink. Uit geen van zijn huwelij­ken zijn nakome­lingen bekend.

Henri Brondgeest (of Brondgeest van Amstel, zoals hij zich enigszins snobistisch liet noemen) kwam op elfjarige leeftijd met zijn ouderlijk gezin uit Indonesië naar Nederland (59). Hij kreeg aanvankelijk een militaire oplei­ding, maar trad in 1890 in dienst van het toneelgezelschap van de gebroeders Van Lier. In 1903 stichtte hij een eigen gezelschap, het Brondgeest Ensemble, waarmee hij o.a. een tournee door zijn geboorte­land maakte. In 1907 werd hij directeur van het Residen­tie Tooneel­gezel­schap, dat door financiële problemen maar kort bestond. Door een ernstige ziekte was hij enige jaren uitgescha­keld, maar in 1911 werd hij in Indonesië gastspeler bij het gezelschap van Eduard Verkade. Na terugkomst speelde en regisseerde hij bij verschillende gezelschap­pen, en had hij ook korte tijd weer een eigen ensemble. In 1924 keerde hij terug naar Indonesië, waar hij tot zijn dood de leiding had van een toneelgezelschap (60). Hij is enige jaren getrouwd geweest met de veel oudere Theodora Bouwmeester, die toen weduwe was van Maurits Frenkel en later beroemd zou worden als Theo Mann-Bouwmeester. Bij de sluiting van dat huwelijk getuigden de beroemde broer van Theo, Louis Bouwmees­ter, en de nog jonge Willem Royaards, die later ook zeer bekend zou worden als acteur. Het huwelijk werd in 1898 ontbonden op eis van de echtge­note. Het zal wel geen toeval zijn, dat juist in de jaren 1898/99 Henri Brondgeest een serie voor­drachtsavon­den in het land hield met zijn latere tweede echtgenote, de jonge actrice Sophie de Vries. Bij zijn overlij­den in 1928 was hij gehuwd met Cathari­na C.J. Wernink (43).


XIe Johannes Martinus Gerardus Brondgeest, geb. Den Haag 23-8-1823, Oost- Indisch ambtenaar, overl. Semarang 28-6-1872 (52), tr. 1) Leiden 19-5-1858 Eliza Maria Graas, geb. Leiden 23-5-1838, overl. Semarang 25-12-1868 (43), dr. van Joannes Graas en Johanna Catharina Swagers, tr. 2) Semarang 24-10-1870 Maria Margaret­ha Barberino (52).

Uit het eerste huwelijk, in Semarang geboren:

1. Elisa Johanna Wilhelmina, geb. 11-2-1859, ongeh. overl. Den Haag 19-4-1883.

2. Willem Johannes Volgt XIIe

? 3. Johannes Joseph, geb. 21-9-1864, overl. Semarang 9-1-1867

4. Eliza Maria Jeannette, geb. ?, overl. Semarang 9-12-1867

? 5. Lodewijk, geb. 27-2-1868, overl. Semarang 8-8-1868

Na het overlijden van hun vader zijn Elisa Johanna Wilhelmina en Willem Johannes naar Nederland teruggekeerd en bij hun oom Martinus (XIf) in Haarlem gaan wonen (BR Haarlem). De kinderen ? 3 en ? 5 zijn mogelijk kinderen van Joseph Jan Brondgeest (Xd-8), van wie geen huwelijk is gevonden.


XIf Adrianus Josephus Brondgeest, geb. Den Haag 22-2-1834, ambtenaar, tr.

ald. 28-2-1855 (scheiding 22-10-1872 wegens kwaad­wil­lige verlating door de man (56)) Johanna Maria Erdman, geb. ald. 31-3-1834, dr. van Johan Ehrhard Erdman en Helena Böeseken.

Uit dit huwelijk:

1. Josephus Johannes, geb. Den Haag 19-6-1855

2. Helena Margaretha Brondgeest, geb. Den Haag 8-4-1857, overl. ald. 11-2-1937, tr. ald. 18-6-1890 (otr. Leiden 7-6-1890) Johann Frie­d- rich Meiners, geb. Den Haag 20-2-1857, cand. notaris, overl. voor

11-2-1937, zn. van Johann Friedrich Meiners en Elisa­beth C.C. Lander. 3. Cornelia Brondgeest, geb. Den Haag 8-5-1859, overl. ald. 26-3-1925, tr. Den Haag 23-4-1884 Dirk Marie Pronk, geb. Brielle 1855 (geb. datum niet leesbaar, akte dd. 2-5-1855), arts, Off. van Gezondheid 2e Klasse, zn. van Dirk Pronk en Maria Oosterland.

4. Johannes Everhardus, geb. Den Haag 3-7-1861, overl. ald. 18-11-1861

5. Wilhelmina, geb. Den Haag 28-8-1862, overl. ald. 24-4-1866

6. Johan Eerhard, geb. Den Haag 3-2-1865, overl. ald. 28-2-1865


XIg Martinus Brondgeest, geb. Den Haag 29-11-1836, overl. Haarlem 8-1-1896, tr. Den Haag 23-2-1862 Johanna Maria Gerardina Hartong, geb. Den Haag 12-1-1833, overl. Haarlem 22-10-1889, dr. van Johan Christiaan Hartong en Huyber­dina van Poeteren.

Uit dit huwelijk:

1. Levenloos kind, Den Haag 19-3-1864.

2. Johanna Maria Gerardina, geb. Haarlem 17-10-1868, overl. ald. 29-5-1869

3. Martina Johanna Brondgeest, geb. Haarlem 6-11-1869, overl. Maastricht 17-2-1944, tr. 1) Haarlem 30-10-1890 Johan Anthonie Steenman (scheiding 31-5-1898 wegens overspel vrouw), geb. Haarlem 25-9-1862, 2) Renkum

20-9-1921 Karel L.L.H. Nistelrooy, geb. Padang 3-2-1866, overl. Valken­- burg (L) 17-8-1941.

Buitenechtelijke kinderen:

a. Eva Brondgeest, geb. Den Haag 6-3-1900, overl. Vlaardingen

4-1-1949, tr. 1) Hazerswoude 22-5-1924 Herman Groen, geb.

Hazerswoude 5-7-1897, overl. Leiden 29-5-1936, 2) Hazerswoude

28-4-1938 Zweris C. de Jong, geb. Vlaardingen 15-4-1896.

b. Bernard Brondgeest, geb. Baarn 19-10-1904, ambtenaar

Gemeentesecretarie, overl. Heerlen 11-10-1957, tr. Nijmegen

31-5-1948 Catharina J.M. Gribling, geb. Wateringen 19-5-1906. Uit dit huwelijk geen nakomelingen.

4. Cornelia Josephina Brondgeest, geb. Haarlem 12-2-1871, overl. Den Haag 23-2-1950, tr. Utrecht 3-12-1896 Wilhelmus Theodorus Johannes Steffe­- laar, geb. Amster­dam 6-9-1869, overl. Den Haag 13-2-1925, zn. van Johannes Steffe­laar en Anna Cornelia Sauveur.


XIh Johannes Adrianus Josephus Brondgeest, geb. Utrecht 27-4-1852 overl. Noordwijkerhout 5-1-1921, sergeant-majoor bij het Regt. Grenadiers en Jagers, tr. Den Haag 10-1-1883 Emma Mathilde Achternbusch, geb. Krefeld 7-12-1853, overl. Den Haag 4-7-1924, dr. van Mathias Achternbusch en van Bernhardine Friedericke For­temps.

Bij het huwelijk van zijn zoon George Alphonse Matthias in 1914 was Johannes A.J. reeds opgenomen in een verpleeginrichting voor geesteszieken. Daar is hij ook gestorven.

Uit dit huwelijk:

1. George Alphonse Matthias Volgt XIIf

2. Carolus Alphonse Maria Volgt XIIg

3. Catharina Geertruida Maria Brondgeest, geb. Den Haag 24-1-1888, journalis­te, overl. Castricum 31-8-1983, tr. 1) Amsterdam 27-8-1914 Adrianus Regoort, geb. Amsterdam 29-1-1891, zn. van Adrianus Regoort en Veronica Hendrika Levering, 2) Bussum 16-12-1916 (scheiding 5-12-1938) Adriaan Alphonsus Maria Grimmon, geb. Amster­dam 28-9-1883, zn. van Egbertus Jacobus Joseph Grimmon en Dorothea Maria Simonet­ta Beckers.

XIi Johannes Paulus Theodorus Josephus, geb. Utrecht 25-12-1853, overl. Heemstede 31-3-1924, 1e boekhouder bij de Havenwerken in Batavia, later pres. v.d. wees- en boedel­kamer te Soerabaja, tr. Batavia 14-02-1884 Louise Schagen van Soelen, geb. Batavia 13-9-1861.

Uit dit huwelijk:

1. Anna Catharina Bernardina Brondgeest, geb. Batavia 29-1-1885, overl. Den Haag 30-1-1969, tr. Haarlem 27-10-1910 Willem Rutger Cornelis van der Meer, geb. Oosterhout 30-11-1875, (oud-)gezag­voerder Kon. Rott. Lloyd, overl. Den Haag 28-2-1960, zn. van Willem Rutger Cornelis van der Meer en Cornelia Petro­nel­la van Ameyden.

2. Henriëtte Theodora Louise Brondgeest, geb. Batavia 25-1-1893, overl. Rosmalen 1-10-1965, tr. 1) Den Haag 8-12-1920 (schei­ding 9-5-1944) Wolter van der Worff, geb. Makassar 17-2-1890, 2) Den Dungen 19-5-1945 Jan Pieter Willeu­mier, geb. Amsterdam 8-3-1881, overl. 's-Hertogen­bosch 11-5-1957, zn. van Cornelis Marie Johan Willeumier en Johanna Cornelia Spengler.

3. Bernardus Theodorus, geb. Batavia 10-4-1894

XIIe Willem Johannes Brondgeest, geb. Semarang 29-4-1861 (52) (BR Asd), boekbin­der, overl. Amsterdam 17-4-1928, tr. ald. 9-5-1901 Maria Elisa­beth Reusch, geb. ald. 11-9-1868, overl. ald. 19-12-1910, wed. van Jannes Voskamp, dr. van Johannes Reusch en Christi­na van Osch.

Uit dit huwelijk:

1. Johannes Willem Volgt XIIIk

2. Willem Marinus, overl. Amsterdam 25-5-1906, 7 mnd. oud.

3. Willem Johannes Volgt XIIIm


XIIf George Alphonse Matthias Brondgeest, geb. Den Haag 12-4-1884, ambtenaar bij het Boschwezen in N.O.I., overl. 21-3-1957 (43), plaats onbekend, tr. 1) m.d. handschoen Den Haag 18-3-1914 Suzanna Elisabeth Hoedt, geb. Palem­bang

15-2-1886 (52), verblijvende Den Haag, overl. Poerwod­adi 18-3-1915, dr. van Hendrik Cornelis Hoedt en Adèle H.F.W. von Ende, 2) Buiten­zorg 30-3-1916 Theodora Maria Antoinet­te Barends (52), 3) A. Frans, 4) Tarmi Moor, overl. Winscho­ten 3-3-1988 (43). Bij het eerste huwelijk was de vader van de bruidegom wegens 'krankzin­nig­heid' niet in staat zijn wil t.a.v. het huwelijk te uiten. Het derde huwelijk is alleen gevonden in de vorm van een ondertekening bij de overlijdens­adverten­tie van George's moeder Emma Mathilde Achternbusch (43), het vierde via de overlijdens­ad­vertentie van de weduwe, die ook de overlijdensdatum van de echtgenoot leverde. Van Tarmi Moor is geen persoonskaart beschikbaar bij het CBG.

Uit het eerste huwelijk:

1. Emma Mathilda Augusta, erkend Magelang 11-2-1911, overl. Magelang

27-11-1911 (52).

2. Emma Mathilda Augusta, geb. Poerwodadi 9-9-1913 (52).

3. Emma Johanna, geb. Poerwodadi 8-2-1915 (52).

Uit het tweede huwelijk:

? 4. Harold Carl, geb. Buitenzorg 28-2-1917 (52). Hoewel als gebruike­lijk de ouders niet in de fiches worden genoemd, is deze relatie zeer plausibel.

Uit het vierde huwelijk zijn waarschijnlijk twee dochters geboren (43).


XIIg Carolus Alphonse Maria Brondgeest, geb. Den Haag 6-3-1886, electro­tech-­ nisch ingenieur, later officier bij de Marine in N.O.I., overl. Rochford (GB) 27-2-1965, tr. 1) m.d. handschoen Den Haag 14-9-1920 (scheiding Indone­sië 1929) Cornelia Wilhelmina Kruyswijk, geb. Den Haag 16-1-1895, dr. van Cornelis Johannes Kruyswijk en Elisabeth Antonia Catharina van Eyk, tr. 2) Tientsin (China) 21-5-1930 Anna Grigorievna Stacheeva, geb. in Rusland 4-3-1904 (later scheiding). Hoewel de persoonskaart hierover niets meldt, blijkt uit de onderteke­ning van de overlij­densadvertentie van zijn moeder (43) dat Carolus bij zijn eerste vrouw kinderen had. Van het wederva­ren van die kinderen is mij niets bekend. Uit de aanwe­zigheid van een persoonskaart blijkt, dat Carolus in Nederland woonde, en dus bij zijn overlijden op bezoek was in Engeland, mogelijk bij kinderen.


C.A.M. Brondgeest was in zijn Chinese periode bedrijfsleider van een Britse electriciteitscentrale. Als Luitenant-ter-Zee I speelde hij een belang­rijke rol in de gebeurtenissen in voormalig N.O. Indië vlak na de Japanse capitulatie. Deze rol is in extenso beschreven in het bekende standaardwerk van De Jong (61), en hier wordt slechts een aantal markante feiten daaruit gereleveerd. Brondgeest was een avontuurlijk man. Na zijn vlucht uit Peking in januari 1942 had hij zich bij de troepen van Mao Zedong gevoegd, en was later vanuit Tsjoen­king naar Ceylon gegaan, waar hij Chinese geheime agenten opleidde voor werk op Sumatra. In september '45 richtte hij in Medan een eigen gewapend korps op, dat later werd versterkt met o.a. luitenant (later kapitein) Raymond Westerling ('de Turk') als zijn ondercommandant. Hij stelde zich ten doel met dat korps in het door hem gecon­troleer­de gebied rond Medan het Nederlandse gezag te herstel­len, waarbij hij de hartelijke steun had van admiraal Helfrich. Toen de nationa­listische Sumatranen naar Medan opmarcheer­den, kwamen Brondgeest en de zijnen in de knel te zitten. Zij werden daaruit ontzet door een Brits-Indische divisie. De comman­dant daarvan ontwapende het korps onmiddellijk, en ontnam Brondgeest alle bevoegdheden, kennelijk met instemming of in opdracht van de geallieerde opperbevelhebber Lord Mountbatten. Daarmee was Brondgeests rol uitgespeeld. Hij was persoon­lijk een aanhanger van de ideeën die koningin Wilhelmina in haar bekende rede op 7 december 1941 t.a.v. de toekomst van N.O.-Indië had geuit, nl. bestendiging van het Nederlands gezag, maar met verregaande verwezen­lijking van idealen die onder de Indone­sische bevolking leefden. Hij had echter een 'talent' om samenwer­king te zoeken met (in Indonesisch-nationalistische ogen) precies de verkeerde figuren, o.a. enkele sultans die alle belang dachten te hebben bij volledig herstel van de vooroor­logse situatie. Daardoor versterkte Brondgeest het wantrouwen dat bestond aan de bedoelingen van de Nederlanders, en droeg hij in feite bij aan de loop die de gebeurtenissen uiteindelijk zouden nemen.


XIIIk Johannes Willem Brondgeest, geb. Amsterdam 14-11-1902, letterzet­ter, overl. ald. 14-12-1959, tr. ald. 5-9-1929 Maria Clasina ten Have, geb. ald. 11-9-1906, overl. Amsterdam 13-1-1973 (43).

Uit dit huwelijk:

1. François, geb. Amsterdam 14-6-1932, procuratiehouder ABN, tr.

Leeuwarden 2-10-1961 Anna Maria van Esveld, geb. Leeuwarden (43).

Uit dit huwelijk een zoon Paul (43).


XIIIm Willem Johannes Brondgeest, geb. Amsterdam 12-8-1907, overl. Münster (D) 18-3-1972, tr. Amsterdam 1) Theresia van Mark, geb. ald. 19-12-1905, tr. ald. 2) 30-8-1930 Dirkje Vree­ling, geb. Ransdorp 13-9-1898, overl. Zaanstad 26-12-1974.

Uit het eerste huwelijk:

1. Aleida Jeannette Brondgeest, geb. Amsterdam 24-5-1929, overl. ald.

7-1-1983, tr. ald. 1) 26-5-1951 Albertus Gerardus Elias, geb. ald.

5-5-1923 (scheiding 21-5-1968), 2) 23-12-1974 Theodoor Wilhel­mus Johannes Holland, geb. ald. 13-1-1922.

Uit het tweede huwelijk:

2. Gerritje Brondgeest, geb. Amsterdam 25-5-1931, overl. Zeist

31-10-1983, tr. Zaandam 21-7-1949 Hendrikus de Krou, geb. IJmuiden 31-10-1929.

3. Jacob Brondgeest, geb. Amsterdam 18-7-1932, gehuwd, wschl. nakomelin­gen.

4. Willem Johannes Brondgeest, geb. Amsterdam 9-9-1933, gehuwd, wschl. nakomelingen.

5. Dirkje Maria Elisabeth Brondgeest, geb . Zaandam 24-7-1936, gehuwd.



REFERENTIES


Afkortingen: ARA = Algemeen Rijksarchief

GAD = Gemeentearchief Delft

GADH = Gemeentearchief Den Haag

GAL = Gemeentearchief Leiden

GAR = Gemeentearchief Rotterdam

GAS = Gemeentearchief Schiedam

ONA = Oud Notarieel Archief


1. Al te grote stelligheid is hier niet op zijn plaats. Verwantschap valt niet geheel uit te sluiten. In de Atlas van Floris Balthasars uit 1615 (Archief Hoogheemraad­schap Rijnland, fotocopie in GAL) wordt de in de tekst genoemde Brons­geesterweg duidelijk als 'Brontgeester Wech' aangege­ven. Kenne­lijk was in bepaalde lettercombinaties de overgang t --> s gemakke­lijk. In dat licht kan men dan de geslachtsnamen Brontgeest en Bronsgeest zonder problemen als (nage­noeg) identiek beschouwen. Ook is het zeker merkwaar­dig te noemen, dat twee van de later ter sprake komende vicarieën waarvan het patronaat bij leden van het geslacht Van Brontgeest berust­te, gevestigd waren op een altaar in de parochie­kerk van Noordwijk. Zie ook referentie (4).

2. Volgens verschillende documenten oefende Cornelis Michielsz het beroep van kuiper uit. Uit de in de tekst genoemde vonnissen (5,6) blijkt tevens, dat het geslacht al sinds 3 generaties 'Cuyper' ook als familienaam voerde.

3. GAR, ONA, 2026/85 e.v., dd. 13-2-1736

4. Nl. op het St. Anna-altaar en het Nicasiusaltaar in de Oude of Hippolytus­- kerk in Delft, het Erasmusaltaar in de Nieuwe Kerk in Delft, het Heilig- Kruis- of Heilige-Geestaltaar en het St. Anna-altaar in de kerk van Noordwijk, en het Lieve-Vrouwealtaar in de kerk te Voorhout. Zie hiervoor ook (3,5,6,8). Cornelis Michiel sz zelf wordt in enkele stukken (3,13) aangeduid als patroon van 'seecke­re vier vicarien'. Dat waren die op het Nicasius-, Erasmus- en Anna-altaar in Delft (5,11) en die op het Heilig-Kruisaltaar (3) in Noordwijk. Of dat betekent, dat de beide andere vicarieën een andere patroon hadden, heb ik niet kunnen vinden. Uit de latere processen blijkt, dat het patro­naat daarvan in elk geval bij dezelfde familie berustte. Cornelis Michielsz moest het patronaat van het St. Anna-altaar al spoedig afstaan (11a).

5. ARA, Civiele Sententies v.h. Hof van Holland, Ingang 3.03.01.0 1, Inv. 801, Sent. 154, dd. 29-7-1676.

6. ARA, Civiele Sententies v.h. Hof van Holland, Ingang 3.03.01.0 1, Inv. 864, Sent. 50, dd. 29-3-1697.

7. De reden waarom Cornelis Michielsz Cuyper beide aliassen voerde, is mogelijk elegen in de frequentie van de combinatie Cornelis Michielsz en het beroep van kuiper. Tussen 1599 en 1644 stierven in Delft 3 personen voor wie deze combinatie opging. De herkomst van de aliassen is niet duidelijk geworden. Men kan denken aan namen die aan de moederskant(en) voorkwa­men, of aan de mogelijkheid van een (verre) verwantschap met de Noord­wijkse Brons­geesten (zie ook (1)). Beide veronderstellingen worden niet gesteund door mij bekende feiten.

8. ARA, Civiele Sententies v.h. Hof van Holland, Ingang 3.03.01.0 1, Inv. 610, Sent. 119, dd. 28-9-1605.

9. Brief dd. 20-1-1998 van Algemeen Rijksarchief aan auteur, betreffende de aard en betekenis van vicarieën, en telefoongesprekken tussen auteur en dr. J.C. Kort van het ARA dd. 21-1 en 26-1-1998 .

10. Er waren ook vicarieën waarvan het patronaat rechtstreeks aan de kerk of haar ambtsdrager behoorde. De opbrengsten daarvan dienden na de Reformatie tot onderhoud van de gereformeerde predikant, of ter verho­ging van diens traktement.

11. ARA, Blaffert op de Geestelijke Kantoren van Delft, Brielle en Leiden,

Ingang 3.01.34, Inv. no. 586

a. folio 193

b. folio 217

c. folio 194

12. Deze bepaling is merkwaardig, want zolang Cornelis Michielsz en zijn zoon Jan Cornelisz het patronaatsrecht bezaten (en dat recht op zich werd door Geertge Michiels niet bestreden !), kwam hun de totale rente rechtens toe.

13. Eén rentebrief ten bedrage van f. 1480,- werd op naam gesteld van de vaders van het Weeshuis in Schiedam. Cornelis Michielsz had geen persoon­lijke band met het Weeshuis. Twee stukken in het GAS (Archief van het Weeshuis der Hervorm­den, Inv. no. 103) zijn in dit verband interes­sant. In het eerste stuk, dd. 27-4-1634, delen Schout en Schepenen van Vlaardingerambacht mee, dat namens Cornelis Michielsz Steur als 'waerachtig patroon van seeckere vier beneficien ofte vicaryen' en zijn zoon Jan Cornelisz Steur als 'vicaris' en met toestemming van de HH Staten 2 morgen land zijn verkocht aan Cornelis Ariaensz Jonge­knecht, koopman te Enkhuizen, voor 1480 gulden. Kenne­lijk bleef Jonge­knecht in gebreke te betalen, want in het tweede stuk, dd. 7-7-1635 delen Schout en Schepe­nen mee, dat op aandringen van Cornelis Mi­chielsz en in overeen­stemming met hun vonnis van 9-8-1634 dezelfde 2 morgen land werden verkocht ten laste van Jongeknecht. De koper was Adriaen Dircxsz Hooch­moet, regent van het Weeshuis te Schiedam, die f. 1280,- had geboden. Cornelis zou dus een verlies lijden van f. 200,-. Mogelijk heeft Hooch­moet toch het verschil bijge­past, waarna Cornelis Michielsz voor het gehele bedrag op 31-5- 1636 een rentebrief kocht (3), waarvan de revenuen tot zijn dood ten goede zouden komen aan het Wees­huis. Later blijkt deze rente­brief weer bij de verwanten van Mr. Matthijs te zijn terecht­gekomen (3). Zie ook (19).

14. GAD, ONA 1739/140 dd.1-10-1639

15. Deze handelingen lijken duidelijk in strijd met het contract dat Cornelis Michielsz met zijn belangheb­bende familieleden had gesloten.

16. In tegenstelling tot haar broer Cornelis is Geertge Michiels waarschijn-­ lijk rooms-katholiek gebleven. In haar lijn is een aantal schepenonder­trouw- en trouwdata gevonden (zie de genealogie), maar helaas zijn uit die periode in Delft geen RK dopen bewaard. Ook in Den Haag (waar Delftse katholie­ken hun kinderen in die periode regelmatig lieten dopen) is niets gevonden. Wel zijn op grond van de bekende feiten enige conclusies te trekken. Dat Geertge Michiels het patronaat van Jan Cornelisz als zodanig niet aanviel, betekent ongetwijfeld dat haar zoon Wouter Fransz van Buyren jonger was dan haar neef Jan Cornelisz van Brontgeest. Jan Cornelisz' oudste zoon Urbanus (geb. 1626) was zeker ouder dan Geertges kleinzoon Frans Woutersz van Buyren, omdat diens vader Wouter Fransz van Buyren pas in 1630 trouwde. Frans Woutersz van Buyren zelf onder­trouwde op 9 november 1652. Geertge Michiels won haar conflict met de nabestaan­den van haar neef Jan voor Schepenen van Delft op 3 augustus 1654, wat moet betekenen dat Frans Woutersz' zoon Willem Fransz van Buyren tussen die beide laatste data moet zijn geboren. Urbanus trouwde pas op 10 april 1655, waardoor de vraag of hij kinderen zou krijgen niet meer relevant was (indien Willem Fransz tenminste in leven bleef !). Ook de kinderen van Urbanus' jongere broer Michiel waren van later datum. Uit het feit dat bij het proces op 29 juli 1676 (5) Geertges zoon Wouter Fransz optrad namens zijn kleinzoon Willem Fransz volgt, dat Willems vader Frans Woutersz toen al overleden was.

17. GAD, ONA 2368/136 dd. 1-5-1688

18. Eisers waren 'Nicolaes Jansz Vettekeucken anders geseyt Vinckesteyn, kruyde­nier wonende tot Rotter­dam, ende Adriaen Slecht, coopman in wijnen aldaer, als vader ende voogt van Johan Slecht sijn minderjarige soon'. Het is merkwaar­dig, dat beide partijen met brieven aantoonden de vicarie, resp. de daaraan verbonden rentebrieven, met toestemming van de Staten op hun begunstigden te hebben overgeschreven. Dat kan alleen maar betekenen, dat aan het verlenen van de toestemming geen diepgaand onder­zoek door de Staten is voorafge­gaan naar de rechtsgronden.

19. Er blijven t.a.v. de vicarieën van Mr. Matthijs nog interessante vragen open. Waarom, bijvoorbeeld, was Cornelis Michiel sz in de periode tussen 1603 (11b) en 1634 (3) terecht patroon van de vicarie op het Erasmusaltaar, en in dezelfde periode zijn ver familielid Dirck Jorisz van Uytwijck even terecht patroon van de St.Annavicarie (11a)? Waarom kwam na het overlij­den van Dirck Jorisz dat patronaat aan Cornelis Michielsz, en waarom moest hij dat 3 jaar later weer afstaan ? Hoe is het latere verdun­nings­proces van het vicarie­be­zit in zijn werk gegaan ? Cornelis Mi­chielsz kocht voor (tenmin­ste) f. 17.000,- rentebrieven. Hij liet zijn zoon en opvolger als patroon Jan Cornelisz rente­ brieven na die per jaar f. 432,- oplever­den (20), wat overeenkomt met f. 10.800,- tegen de gebrui­kelijke 4 %. Diens nabe­staan­den werden voor Schepenen van Delft gedaagd met als hoofdpunt een rente­brief die f. 154,- per jaar op­ bracht, een waarde van f. 3850,-. Michiel Jansz tenslot­te moest de laatste twee rentebrie­ven ter waarde van f. 2375,- inleve­ren (6). Mogelijk is het over de jaren ook een aantal malen tot schikking tussen partijen gekomen buiten de rechts­zaal om, waarbij rente­brieven van eigenaar wisselden. In zeker één geval is dat gedocu­men­teerd (3): in 1736 schikten Neeltje Bruinis en Job van Aken, die beiden 'van het geslacht en bloede van Mr. Matthijs' waren, voor hun minderja­rige zonen Cornelis van Es en Pieter van Aken het eigen­doms­recht van vier rente­brieven (w.o. die op naam van de Vaders van het Weeshuis te Schiedam), gekocht door Cornelis Michielsz Steur van de opbrengst van de verkoop van de goederen behorende tot de St.Nica­sius- en de St.Erasmusvicarieën in Delft en de Heilig-Kruisvi­carie van Noord­wijk. De goederen van de St.Nica­siusvica­rie waren door Cornelis Mi­chielsz Steur verkocht voor 5737 ponden (11c). De antwoorden op deze vragen en problemen liggen ongetwij­feld in de parenteel van de vader van Mr. Matthijs, die zeer moeilijk of niet te recon­strueren zal zijn, en in de letter­lijke tekst van Mr. Matthijs' testa­ment, dat vrijwel zeker niet meer bestaat (hoewel Neeltje Bruinis in 1736 er nog een copie van bezat !). Zie ook (22). Vermel­denswaard is nog, dat de rechts­op­volger van het Gemene Land, het Ministe­rie van Financiën, in de jaren 1920 en volgende van de admini­stratie van nog bestaande vicari­eën afwilde, en deze toen heeft omgezet in obliga­tiele­ningen (9).

20. GAD, ONA 1977/55, dd. 26-9-1644

21. A.Th. van Deursen, Mensen van klein vermogen, p. 124, 376. Uitgeverij Bert Bakker 1991, ISBN 90 351 1011 0

22. Voor zijn dood had Cornelis Michielsz Steur een proces voor het Hof van

Holland verloren (20). Het vonnis (dat helaas niet is bewaard, of niet toeganke­lijk gemaakt) veroordeelde hem tot het in tien halfjaarlijkse termijnen terugbe­ta­len van f. 364,- aan Jan Pietersz Uytter­schout wegens ten onrechte geïnde pachten. Kennelijk was Cornelis, ondanks het feit dat hij de vicarie op het St. Anna-altaar had overgeschreven op Uytterschouts zoon, doorgegaan met het innen van de pachtpenningen. Uytterschouts weduwe kwamen we in 1676 tegen als weder­par­tij van Wouter Fransz van Buyren in een conflict betreffende dezelfde vicari­e (5).

23. GAD, ONA 2673/64, dd. 8-6-1725.

24. De volgorde van de kinderen is onbekend, maar gegeven als in de sententie

van het Hof (5). Aangenomen mag worden dat naar de gewoonte van die tijd de zoons eerst zijn genoemd, en de dochters daarna, en dat binnen elke categorie de oudste het eerst werden gegeven. Het is dan duidelijk dat Cornelis Michielsz het patronaat verkreeg door vóór-ove­rlijden van een oudere broer.

25. GAD, ONA 2128/135, dd. 12-4-1666

26. GAD, ONA 2128/328, dd. 13-7-1670

27. GAD, ONA 2128/111, dd. 9-5-1665

28. GAD, ONA 2371/51 dd. 28-2-1694.

29. GAD, ONA 2369/140, dd. 12-12-1690

30. GAD, ONA 1851/736 dd. 5-4-1655.

31. Wapenheraut 22 (1918), 259

32. GAD, ONA 2244/112, dd. 27-6-1672

33. GAD, ONA 1975/103 dd. 12-4-1658

34. GAD, ONA 2423, dd. 24-5-1729

35. GAD, ONA 2499/230 dd. 14-3-1694

36. GAR, ONA, 2065/160.161

37. GAR, ONA 2215/1276 dd. 1-12-1718

38. GAR, ONA 1885/466 dd. 17-8-1722

39. GAR, ONA 3302/125 e.v. dd. 8-2-1783

40. GAR, ONA 2212/806 (Test.)

41. GAR, ONA 3351/1341 dd. 2-7-1771

42. GAR, ONA 2932/206 e.v. dd. 31-7-1778

43. Centraal Bureau voor Genealogie, Adv. Brondgeest

44. GAR, ONA 3392/943 dd. 15-4-1771

45. GADH, ONA 4458/538 dd. 7-5-1808

46. Nederland's Patriciaat 55 (1969), 74

47. Nederland's Adelsboek 1985, 244

48. De Nederlandsche Leeuw 3 (1885), 99.

49. De Volkskrant, 11-4-1997

50. Brief dd. 18 juli 1997 van Teylers Museum aan auteur.

51. Jrb. Amst. 6 (1908), 81

52. Centraal Bureau voor Genealogie, Indische Fiches

53. R.P. Swierenga, 'Dutch Emigrants to the United States, South Africa, South America, and Southeast Asia, 1835 - 1880'

54. Nederland's Patriciaat 22 (1935/6), p. 420.

55. Nederland's Patriciaat 48 (1962), 236

56. NGV, knipselcollectie Brondgeest.

57. CBG, Collectie Bloys v. Treslong Prins

58. Winkler Prins Encyclopedie, 6e druk, dl. 18, p. 287.

59. Al eerder, nl. in 1868, was het gezin in Nederland teruggeweest. Blijkens het Amsterdam­se BR vestigde het zich op 25-7-1868 vanuit Haarlem in Amsterdam. Daar is ook het vijfde kind gebo­ren.

60. P.H. Honig, Acteurs en Kleinkunstenaars Lexicon, p. 137-138. Sono B.V.,

Diepenveen 1984.

61. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 11c,

pp. 512, 513, 569-574, 665. 's-Gravenhage, SDU, 1988.